dere een strafbaar feit zien plegen; behalve dit verzuim wordt de onjuiste ambtelijke mededeeling gedaan of overgebracht aan de overheid, strafbaar gesteld: een sergeant van de week meldt aan den officier van den dag alles present, terwijl hij weet, dat velen mankeeren. Wij hebben hier te doen met een ambtelijke mededeeling, daar hij die verricht in zijn hoedanigheid van ambtenaar, daar elke verrichting door een militair, die ingevolge artikel 84 (-92) lid 3, ambtenaar is, in dienst gedaan, haar tot een ambtelijke stempelt. Wie de overheid is, is begrijpelijk, zoowel de militaire als de bur gerlijke: elke ambtenaar, aan wien, elk lichaam, aan hetwelk open baar gezag is toevertrouwd. Ten slotte is nog een element, dat de onjuiste mededeeling of de verzwijging het belang van den dienst of van den staat kan schaden; is er dus mogelijkheid van schade dan is dit reeds voldoende voor de strafbaarheid. Zagen wij bij de behandeling in den IVen titeljten aanzien van de „feitelijke insubordinatie", dat o. m. daaronder verstaan moest worden: de meerdere door den mindere door geweld of bedreiging met geweld gedwongen tot het volvoeren of het nalaten eener dienstverichting, het geval kan zich voordoen, dat er daden van verzet of van verhindering gepleegd worden, die niet tegen den persoon van den meerdere zelve gericht zijn, terwijl het zelfs kan gebeuren, dat hij, die den maatregel neemt, de mindere is van hem. die den maatregel onbevoegdelijk belet, belemmert of verijdelt, om hierin te voorzien, heeft men opgenomen artikel 118: de militair, die opzettelijk zonder daartoe bevoegd te zijn eenigen maatregel in het belang der krijgsmacht of van den dienst ondernomen of bevolen, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren, terwijl als het feit in tijd van oorlog gepleegd wordt, een maximum van vijftien jaren gevangenisstraf aan den dader opgelegd kan worden. Men heeft vermeend in de 'Tweede Kamer, dat in het artikel niet uitgedrukt staat, dat hier alleen sprake kan zijn van het geval, dat niet de schuldige zelf krachtens dienstbevel of dienstvoor schrift den maatregel moest uitvoeren, doch volgens de Regeering is het niet uitdrukken daarvan niet noodig, daar op hem, die een maatregel uit te voeren heeft, dien opzettelijk nalaat, artikel 98 jo 55 (63) van het gemeene strafwetboek van toepassing is. Volledigheidshalve laat ik thans nog volgen artikelen 119 en 120: de militair, die opzettelijk nalaat eenig door Ons of van Onzentwege vastgesteld dienstvoorschrift op te volgen, of die zoodanig voorschrift 1129

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 25