Tunis voor herhalingsoefeningen onder de wapens. Niet alleen, dat
de opkomst practisch gesproken niets te wenschen overliet, maar,
volgens Piquet, die de opkomst meemaakte, „waren de reservisten
met den besten geest bezield, goed gedisciplineerd en weer spoe
dig in de handzij waren de details van den dienst niet vergeten".
Het laatste is nu niet zoo opmerkelijk bij een drie-jarigen diensttijd.
De dienstplicht voor de Tunesiërs vond geen onverdeelde instem
ming in Frankrijk. Zoo schreef Leroy Beaulieu in zijn werk over
Tunis: „Men heeft in Tunis de conscriptie onder de inlanders in
gesteld, wat het maximum is van onvoorzichtigheid. Wij stemmen
hen dusdoende ontevreden en daartegenover maken wij ze vertrouwd
met de wapens en de militaire wetenschap, wat een onvoorzichtig
heid is, de eeuwige Fransche onbezonnenheid waardig en die geen
enkel werkelijk koloniseerend volk zou hebben begaan, de Engel-
schen niet en evenmin de Hollanders." De Heer Beaulieu komt
in het hoofdstuk Algiers nog wel meer aan het woord.
Alsnu het gebruik der Tunesische contingenten door de regeerirg
van hel Protectoraat. In 1882 vormde Generaal lorgemol opperbe
velhebber van het expeditionnaire korps, 7 gemengde compagnieën,
elk ter sterkte van 300 man (infanterie cavalerie en artillerie) (l)
en samengesteld uit Franschen en Tunesiërs in ongeveer gelijk ge
tal. Daar er niet voldoende Inl. vrijwilligers waren, nam men zijn
toevlucht tot Tunesische soldaten in 1861 gerecruteerd, zooals ver
meld. Dit mengsel van Franschen en Inlanders gaf goede resultaten.
Deze oude Tunesische soldaten, waarvan verscheidene boven de 40,
getrouwd en huisvader, toonden een opmerkelijke gewilligheid en
verdroegen opgewekt de groote vermoeienissen van de buitenge
wone diensten van de gemengde compagnieën geëischt. Bij de al-
geheele afdanking van het Tunesische leger in 1883 werden al die
oude soldaten naar huis gestuurd en definitief ontslagen.
In hetzelfde jaar trad de wet op den dienstplicht in werking en
werd de lichting gedeeltelijk bij de gemengde compagnieën inge
deeld, die tot 12 werden uitgebreid, anderdeels werd ze gebruikt voor
de organisatie der beylicale garde en der zaptié's (stedelijke politie).
In 1835 werden uit de gemengde compagnieën het 4de regiment
tirailleurs en het 4de regiment spahis gevormd. Tot 19-0 werd het
jaarlijksche contingent bij deze beide regimenten en de garde inge
deeld, en leverde het bovendien rr atrozen voor de kustwacht, als
mede de ruiters der ghaba (politie voor de olijftuinen, aan tienden
(1) De Fransche koloniale tactiek der kleine, zelfstandige detachementen,
zie o.a. C. Prokos. Opérations coloniales.
1028