van de Leden van het Koninklijk Huis, alsmede die van vaandels en standaards; men vond vooral van socialistische zijde ten dien opzichte de strafbaarstelling een dwaasheid. Als slotartikelen van dezen titel dienen nog vermeld te worden, doch uitsluitend uit een oogpunt van volledigheid de artikelen 132 en 133: Zoo luidt artikel 132Met den dood, levenslange gevangenis straf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren worden gestraft de tot een op voet van oorlog gebrachte krijgsmacht behoorende militairen, die met vereenigde krachten, hetzij geweld tegen een of meer personen plegen, hetzij opzettelijk en wederrechtelijk eenig goed, dat geheel of ten deele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken of wegmaken en bij het plegen van het feit misbruik maken of dreigen te maken van macht, gele genheid of middel hun als militair geschonken. Met gelijke straf worden gestraft de aan de militaire rechtsmacht onderworpen personen, bij eene op voet van oorlog gebrachte krijgsmacht in dienstbetrekking zijnde of haar met toestemming van de militaire overheid vergezellende of volgende, die gelijke handelingen plegen en daarbij misbruik maken of dreigen te maken van macht, middel of gelegenheid hun door hunne betrekking tot de krijgsmacht geschonken. Artikel 81 (89) van het Wetboek van Strafrecht blijft buiten toepassing. Het onderwerpelijk artikel omvat zoowel het terrein van licha melijke mishandelingen en geweldenarijen (zie bijv. artikel 172 van het Crimineel Wetboek voor het Krijgsvolk te Lande) als bijv. van de gemeene misdrijven: brandstichting en opzettelijke goederen vernieling. In verband met het vooropgezette wordt dit artikel niet nader besproken. Tot slot artikel 133: de verlofganger van de militie of de niet tot de militie behoorende militair, die opzettelijk niet voldoet aan een wettige oproeping voor den werkelijken dienst, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren. Indien het feit is gepleegd in tijd van oorlog, wordt hij gestraft met gevangenisstraf ven ten hoogste zeven jaren en zes maanden. Blijkt niet, dat het feit opzettelijk is gepleegd, dan wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden. Ter vergelijking verwijs ik naar S. 1918 No. 70 artikel 35, 40 en 52. 1137

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 33