dat in artikel 425 (490), 455 (540) en in het Indische 541 nog be
palingen zijn opgenomen, die ten doel hebben het dier te bescher
men; kortheidshalve verwijs ik daarheen.
Om nu terug te komen op artikel 141, het doel van dit artikel
is duidelijk, het geldt vooral voor de bereden wapens, maar de
trekossen, postduiven, muilezels, honden e. d. dieren dienen niet
vergeten te worden.
Een oude bekende (zie artikel 62 van het Crimineel Wetboek
voor het Krijgsvolk te Lande) ontmoeten wij in artikel 142:
De militair tot op eene op voet van oorlog gebrachte krijgsmacht
behoorende, die wederrechtelijk en opzettelijk eenige oorlogsbe
hoefte vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt of
die zich opzettelijk en eigendunkelijk ontdoet van eenig hem van
rijkswege verstrekt wapen, munitie, krijgstoerusting of voedingsmiddel,
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren.
Gelijk de Lezer weet is aan artikel 62 C. W. bij K. B. van 30
Maart 1914 I. S. 410 van dat jaar, een derde lid toegevoegd om
ook hen, die in tijd van vrede geweren en dergelijke bedierven door
ze stuk te slaan bijv ook te treffen, is dus bovengenoemd artikel 142
voor het Leger h. 1.1. nog onvolledig; er komt nog bij, dat men
tegenwoordig zulke dure oorlogsmaterialen heeft (vliegmachines om
maar eens te noemen), dat het strafmaximum beslist te laag is.
Thans artikel 143: de militair, tot eene op voet van oorlog gebrachte
krijgsmacht behoorende, die eenig aan hem of aan een anderen
militair van rijkswege verstrekt goed, wetende, dat dit behoort tot
de militaire kleeding of uitrusting, hetzij zonder schriftelijke ver
gunning door of van wege den bevoegden officier afgegeven,
verkoopt, ruilt, ten geschenke, in pand, gebruik of bewaring geeft,
hetzij wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste
vier jaren.
Behalve de goedverkooper wordt ook gestraft hij, die vermeld is
in artikel 439 (517) lo van het gemeene strafwetboek met zekere
wijzigingen dan; men kan dus het artikel 143 als een uitbreiding van
439 (517) lo beschouwen, voor tijd van vrede kent men dan alleen
artikel 439 (517) lo en loopt, o, ergerlijke anomalie, de goedverkooper
zelve vrijin tijd van oorlog heeft men artikel 439 (517) lo buiten wer
king te achten en wordt dan bovendien de goedverkooper getroffen.
Het artikel spreekt niet meer van den bevelvoerenden officier,
gelijk het zooevengenoemd 439 (517) lo doet, hetgeen juist gezien
is, omdat de korpscommandant er gewoonlijk niets mee uit te staan
heeft met het verkoopen van goederen en de man, die toestemming
1141