middelen tot nerbeiering nan de
promotie nan den infanterie-officier. <D
Ons hoofdwapen gaat ernstig gebukt onder het groot gebrek
aan officieren als gevolg van de zeer onvoldoende aanvulling. Op
het oogenblik ontbreken aan de formatie alle tweede-luitenants,
terwijl niet minder dan 62 eerste luitenantsplaatsen onvervuld zijn.
Blijkbaar is de animo om zich voor de officiersopleiding aan te
melden, en in het bijzonder voor de infanterie, tot op een beden
kelijk laag peil gedaald.
Tot voor korten tijd kon de onvoldoende aanvulling in hoofd
zaak op rekening worden gesteld van de bezoldiging, welke verge
leken bij die van andere landsdienaren, ongemotiveerd laag was.
Tegenwoordig althans voor het oogenblik kan dit bezwaar niet
meer gelden. En toch zullen de veel te laat tot stand gebrachte
tractementsverbeteringen slechts tijdelijk eenigen meerderen toeloop
te weeg brengen.
Voor hen, die eenmaal in dienst zijn, is eindelijk verlichting
ingetreden van de soms zeer drukkende finantiëele zorgen. Het
aantal van hen, dat onder deze omstandigheden, mede in verband
met de in uitzicht gestelde verhooging der pensioenen, het leger
vrijwillig zal verlaten, zal betrekkelijk gering zijn. Men neemt de
schaduwkanten van het beroep in den koop mede.
Maar voor hen, die nog vrij zijn in de beroepskeuze, en vooral
voor de betrokken ouders staat de zaak anders. Zij kunnen nog
bij die keuze voor elk beroep de daaraan verbonden voor- en nadee-
len tegenover elkaar stellen.
Nu is bezwaarlijk vol te houden, dat aan het.officiersberoep tast
bare materiëele voordeelen zijn verbonden, vergeleken bij dat van
andere landsdienaren van ongeveer gelijkwaardige opleiding.
Daarentegen doen zich nog ongerekend de bestaande onzeker
heid omtrent de toekomst van onze weermacht in haar geheel de
volgende ernstige bezwaren gelden:
(i) Deze bijdrage was reeds in concept gereed, toen ik kennis nam van
het artikel van den Kolonel Gerth van Wijk (I. M. T. September 1920)
Bij mijne beschouwingen kwam ik echter tot eenigszins andere conclusies. S.
Te laat voor de Nov.-afl. ontvangen. Red.
1009
\*G
I. T. M. 66, 1920.