oproeping hunner lichting onder de wapens te komen. In verband
met de mededeelingen van Lorin hecht ik niet veel waarde aan het
slot van het laatste bericht.
Charles Geniaux vult een groot deel van zijn boek „Sous les figuiers
de Kabylie (1914-17)" met interviews voornamelijk over de quaestie,
waarom het thans in de kolonie rustig bleef, terwijl het in 1871
een opstand kwam, waarvan het dempen een machtsontwikkeling
van 90.0C0 man eischte.
Erg duidelijk zijn de geïnterviewden niet in hun antwoordenhet
dempen van den opstand van 1871 heeft een eind gemaakt aan
macht en invloed der Arabische feodale Iandheeren; de bevolking
is sindsdien meer gesetteld en daardoor van den krijg afkeerig ge
worden; sinds de laatste jaren werkt een groot aantal Kabylen in
Frankrijk, waardoor men betere denkbeelden heeft gekregen over de
macht van dat land; het thans ontbreken van een fanatieke tarikat als
die der Khoean Rahmanya in 1871de uitbreiding van het onderwijs,
waardoor het aanzien der maraboets getaand is.
De Witte Paters voegen hieraan toe: de slag aan de Marne; de
uitdeeling van graan, waardoor de in het Zuiden dreigende hongers
nood werd bezwaren.
Géniaux zwijgt echter over de hoofdoorzaken van den opstand van
1871, nl. de ondoordachte maatregelen der nieuwbakken republikein-
sche regeering,
1. de algeheele naturalisatie der joden, die in Noord-Afrika onder
de bevolking vooral geen hoogere plaats innemen dan de
Chineezen ten onzent;
2. de instelling der juryrechtspraak, waardoor de pas genaturali
seerde, gehate en verachte joden als rechters kwamen te zetelen
over de bevolking;
3. de bruuske vervanging der militaire „bureaux arabes" door
civiel bestuur, dat niet behoorlijk op zijn taak voorbereid was.
Zoo liet een der hoofden van den lateren opstand, Mograni,
bach agha van Medjana, zich herhaaldelijk aldus uit:'' „Ik wil
„aan een soldaat gehoorzamen, maar nimmer aan een jood of
„een mercanti (koopman)."
Dat Islamitisch drijven niet de oorzaak van den opstand was, blijkt
wel uit het feit, dat de eigenlijke opstand met den afval van Mograni
den 15den Maart 1871, uitbrak, terwijl eerst in het laatst van April
d. a. v. El Hadad, sjeikh der Khoean Rahman, zich door zijne
zonen Aziz en M'Ahmed liet bewegen den heiligen oorlog te prediken.
De anti-semitische gevoelens van de Algerijnsche bevolking hebben
1042