beroep op den rechtsregel: „non bis in idem", heeft men algemeen
aangenomen als ter zake niet geldende; zoodat en dit komt ook
voor, dat behalve tuchtrechelijke bestraffing nog strafrechtelijke kan
plaats hebben, is dus dit theoretisch juist, men zal wel doen niet
overhaast ten zake te werk te gaan en kan men in het algemeen
zeggen, dat een zoodanige dubbele bestraffing niet gewenscht is
in het algemeen.
Nu zou gezegd kunnen worden, dat ten aanzien van de feiten sub
2o-6o vermeld, de disciplinaire autoriteit altijd in deze voor gaat,
daar, alvorens de militaire rechter in het geding betrokken wordt,
eerst de korpscommandant, daarna de plaatselijk (militair) com
mandant, beide tuchtrechters, aan het woord zijndoch deze hebben
de voor hen gelegde feiten nauwkeurig af te wegen aan de eischen,
die de zooevengestelde nummers aan hen stelt, en blijkt, dat het
strafrechterlijk element den voorrang boven het tucht-element dient
te hebben, dan is de Auditeur Militair aan het woord, die dan nog
altijd, gelet op het feit, dat men h.t.l. erkent het principe, dat
het OM. niet behoeft te vervolgen, doch vervolging achterwege
kan laten, daarbij verschillende zaken in acht nemende nog krijgs-
tuchtelijke afstraffing in het geding zal kunnen brengen.
Komen wij nu terug op de feiten sub 2. No. 2a, dan is een opsom
ming tot het hebben van een overzicht wel gewenschtde daar
bedoelde feiten zijn opzettelijke bekendmaking van militaire gehei
men buitmaken van niet aan het buitrecht onderworpen goed
ongeoorloofde afwezigheid (culpoos) in tijd van vrede voor niet
langer dan dertig dagen en voor ten minste een dag dan wel een
reis, waarvan den delikwent het bevel bekend was of door hem rede
lijkerwijze kon worden vermoed naar of van een plaats buiten het rijk
in Europa of een andere zoodanige reis met een oorlogsvaartuig
geheel of ten deele doet verzuimen; afwezigheid in lijd van
oorlog voor niet langer dan vier dagen; opzettelijke ongeoorloofde
afwezigheid in tijd van vrede niet langer dan acht dagen, in tijd
van oorlog niet langer dan een dagopzettelijk ongeoorloofde
afwezigheid, waardoor een bevolen reis, gelijk hier voren aangegeven,
niet of niet geheel wordt meegemaakt; opzettelijke gebruikmaking
van eens anders verlofpas, buiten tijd van oorlog of gedurende
den tijd van oorlog zooals aangegeven in artikel 55 van het
Militaire Strafwetboek; opzettelijke beleediging van een meer
dere, verspreiding van een voor een meerdere beleedigend ge
schrift of afbeelding; opzettelijke ongehoorzaamheid aan een
diensibevel, hetzij buiten oorlogstijd dan wel gedurende den
1145