3o streng arrest van ten hoogste veertien dagen;
4o verlaging.
Bijkomende straffen voor onderofficieren kent men alsdan niet.
C. Voor de minderen
lo berisping;
2o licht arrest van ten hoogste veertien dagen;
3o streng arrest van ten hoogste veertien dagen;
4o verlaging in klasse, indien de gestrafte behoort tot een onder
deel der krijgsmacht, waarbij de mindere militairen in klassen zijn
verdeeld;
Als bijkomende straffen kent men voor den mindere:
lo het verrichten van pionier-arbeid;
2o het doen van corveen.
IV. In paragraaf IV wordt nu behandeld de oplegging en tenuit
voerlegging van krijgstuchtelijke straffen.
Eenige leerstelligheid kan men aan het daar opgenomen begin-
artikel niet ontzeggen, men hoore wat artikel 37 leert:
Bij de bepaling van de soort en van de mate van krijgstuchtelijke
straf is de straf-oplegger verplicht rechtvaardigheid naast gestreng
heid te betrachten en zoowel de omstandigheden, waaronder het
vergrijp begaan is, als de persoonlijkheid en het doorgaand gedrag
van den dader in aanmerking te nemen.
Als grondbeginsel heeft men aangenomen, dat oplegging van meer
dere krijgstuchtelijke straffen te gelijk, behoudens dan dat bij de
zeemacht de straf van licht arrest te samen kan gaan met strafdienst,
verboden is, zoodat, al maakt een militair zich dus schuldig aan
meerdere krijgstuchtelijke vergrijpen slechts één hoofdstraf opgelegd
mag worden. Bijkomende straffen kan men alleen opleggen bij de
in de Wet aangegeven hoofdstraffen; men kan dus niet naar believen
bijkomende straffen gaan uitdeelen.
Legt men daarnaast de bepaling van artikel 62 (70) van het gemeene
strafwetboek: bij samenloop op de wijze in de artikelen 57 (65)
en 58 (66) bedoeld, hetzij van overtredingen met misdrijven, hetzij
van overtredingen onderling, wordt voor elke overtreding zonder
vermindering straf opgelegd. Het kan nu voorkomen, dat iemand
zich aan overtredingen schuldig maakt, doch ingevolge artikel 2 No. 6
disciplinair gestraft wordt en zal er dus toch slechts een tuchtstraf
mogen volgen.
Het zal den Lezer denkelijk wel niet veel belang inboezemen,
wie bevoegd zijn om straffen op te leggen, daar men h. 1.1. toch
die artikelen geheel anders op te stellen heeft.
1149