Bet seinen met spiegels.
Het artikel van den Ritmeester Thomson over dit onderwerp (in
het Juninummer van het 1. M. T.) gaf mij aanleiding er ter vergelij-
ding het Reglement voor den Optischen seindienst, uitgave 1919,
naast te leggen, welke nieuwe druk mij onbekend was.
Daar ik den schrijver van dit artikel ken als een man van veel
jarige praktische ervaring in dat opzicht (ik herinner aan diens proe
ven met spiegels reeds in 1912 te Tjimahi), past mij eerst een woord
van bewondering, dat hij, die natuurlijk den betrekkelijken inhoud
van het R. O. S. kent, zich heeft kunnen weerhouden het alzijdig
onpraktische van het reglement ter zake aan te toonen en zich
slechts tevreden stelde aan te geven, hoe het wèl kan.
Eén zaak is mij in bedoeld artikel niet geheel duidelijk. In de
laatste zinsnede op blz. 647 staat n. 1. te lezen, dat „de bestaande
seinspiegel niet bij de infanterie werd ingevoerd". Dit komt niet
overeen met de reglementaire seinuitrusting in 19, R. O. S., 4de
zinsnede. Wat is nu het geval; bleek reeds vóór deze verstrekking
aan de infanterie de onmogelijkheid zoo te seinen, of maakte de
Heer Thomson deze gevolgtrekking, omdat praktisch de infanterie
nooit (bij gezamenlijke oefeningen, manoeuvres e. d.) zoo seinde?
Voor ik eenige opmerkingen wensch te maken, naar aanleiding
van de voorschriften van het R. O. Szij het mij vergund een
paar kleine amendementen voor te stellen op de door den heer
Thomron aanbevolen seininrichting. Deze betreffen de volgende
onderdeden:
De combinatie van den beugel en 't staafje c (zie de figuur) kan
m. i. beter gekozen worden. Wel begrijp ik, dat het streven voor
zat, de verpakking zoo gemakkelijk mogelijk te maken, maar het
volgende voorstel zal weinig schaden aan dit verlangen. Ter plaatse
dan van de „afplatting" in den beugel, zou ik wenschen een cylin-
drisch hol kokertje, met binnenmiddellijn van 5 m.M. (buitenaanzicht
ongeveer als in fig. 2* van het R. O. S), dat past over een staafje
c, zonder insnijding aan ht boveneind. Ten eerste vrees ik, dat
anders spoedig de afplatting in de daarvoor bestemde uitsnijding
met speling zal zitten en dus de onderlinge vaste stand tusschen
beugel en staafje te wenschen zal overlaten, ten tweede zal veran-
1055