Voor een wisselbord met 50 aansluitingen en 10 doorverbindings-
groepen, zouden we dus noodig hebben 20 translatoren, 20 con
densatoren en 30 afschelsignalen. Schematisch ziet de doorverbin
ding er dus uit als in figuur 18.
Echter zouden die translatoren speciaal aangemaakt moeten
worden, wat de wisselborden duurder maakt.
Wel is waar zijn er schakelingen te vinden, die ook oplossingen
geven aan het bovengestelde, zooals bijvoorbeeld, wanneer het
oproepen en afschellen geschiedt door gebruik te maken van een
gelijkstroom generator, maar daarvoor zullen ook weer noodig zijn
speciale onderdeden en inrichtingen aan de gewone telefoontoestellen
en aan het wisselbord. Eisch 3 op bladzijde 1020 dient dan ook
aangevuld te worden in dien zin, dat de voorbereidingen in vre
destijd reeds zooveel mogelijk moeten worden getroffen en met
zoo min mogelijk onkosten gepaard moeten gaan, en dat de mon
teering der wisselborden met onderdeden der Ericsson - wisselbor
den spoedigst moet kunnen geschieden.
II. Met al die eischen streng voor oogen, kwam ik eindelijk
tot een schakeling, welke bij toepassing zeer goede resultaten
opleverde. Voor den afschelstroom werd dan gebruik gemaakt van
aardgeleiding, terwijl de oproepschelstroom en de spreekstroomen
langs dubbellijnen hun loop vinden. Schematisch ziet de door
verbinding er dan uit als in figuur 19, die gemakkelijk te begrijpen
is, de gedragingen van den condensator en inductansrollen van
hooge zelfinductie (smoorspoelen) aan den lezer bekend veronder
stellende.
De aan te sluiten telefoontoestellen moeten evenwel van een
gemakkelijk aan te brengen drukknop voorzien worden, welke
alléén bij het afschellen noodig is en waardoor bewerkt wordt,
dat een der lijnen, in dit geval op aarde wordt gezet. Mocht
evenwel de commutator voor het afschellen vergeten worden, dan
zal toch het betrekkelijke sluitsignaal overgaan. Bij snel draaien
aan den inductor bestaat echter de kans, dat ook de beide andere
signalen zullen overgaan, welke kans zooveel te geringer zal zijn,
naarmate de gebezigde condensatoren een kleiner capaciteit hebben.
De berekening heeft uitgewezen, dat met een capaciteit der
condensatoren van 1 /2 mf. volstaan kan worden, terwijl de afschelsigna
len een hoogen weerstand (ik 1000 Ohm) en een hooge zelfinductie
moeten hebben. (Voor signalen dus mantelectromagneten te kiezen.)
Wenschelijk is het, de weerstand van de smoorspoelen IA en Iv
en ook de zelfinductie nog hooger te kiezen, b. v. het dubbele der
1157