stemming bereiken, en last not least de mogelijkheid, dat de onder bevelhebbers handelen in strijd met de bedoelingen van den A. B., zonder dat deze zulks dadelijk bemerkt en kan ingrijpen. Voor de onderbevelhebbers strekt de oefening zich niet verder uit dan tot het behoorlijk in berichten formuleeren van de hun door den leider verstrekte gegevens en het uitgeven van de bevelen, welke zij ook in werkelijkheid zouden uitvaardigen. Toch kan ook voor hen eene op deze wijze opgezette en met zorg geleide oefening een vrij bruikbaar surrogaat worden geacht voor eene oefening mèt troepen. Uit het vorenstaande volgt, dat bij het houden van kaderoefeningen eene zeer groote verscheidenheid en afwisseling mogelijk is. Als eerste eisch behoort echter te worden gesteld, dat ook deze oefenin gen inderdaad voor de deelnemers van nut zijn, en dit wordt in de practijk wel eens uit het oog verloren. E. IC64

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 64