overeenkomstig de staten der strijdbare mannen door het bestuur
aangelegd. De aanwijzing geschiedt door de hoofden; waar evenwel
een meer democratisch bestuur inheemsch is, geschiedt ze door
een raad van notabelen, een en ander onder toezicht van den
administrateur, die jaarlijks op „tourneé de recensement" gaat.
Miliciens, trouwens ook vrijwillige militairen, in dienst zijnde, worden
met hun gezin vrijgesteld van hoofdgeld, dat overigens geheven
wordt van vrouwen, van mannen en van kinderen boven de 10 jaar.
Dussauge schrijft, dat de miliciens der gardes-cercle geen noe
menswaardige militaire opleiding krijgen en Baratier verhaalt, dat
deze miliciens den schrik der kolonie uitmaakten, door de kolonisten
evenzeer gevreesd als de benden van Samory (1). In 1894 geschiedde
het op de Cöte d'Ivoire, dat een ambtenaar, „grand-chef de la milice",
eigenhandig twee miliciens in de cachot wilde zetten, nauwelijks
had' hij de deur geopend, of de beide miliciens grepen hem ieder
bij den arm, duwde hem in het straflokaal en sloten hem op. Eenigen
tijd later werd de waarnemende gouverneur door de oproerige mi
liciens in zijn huis belegerdmet de bajonet op het geweer eischten
zij het ontslag uit de gevangenis van een hunner kameraden, daarin
opgesloten. De gouverneur moest toegeven. De aankomst van de
colonnz-Monteil, twee dagan later, maakte een eind aan de onge
regeldheden.
Nochtans, teekent Baratier hierbij aan, hebben dezelfde miliciens
onder goede leiding goed werk verricht, o. a. bij den tocht van
Marchand naar Thiassalé, want ten aanzien van den neger geldt
bij uitstek het Napoleontische beginsel, dat de chef alles is. Baratier
zegt dienaangaande:,pour bien employer le soldat
(sénégalais) il faut le connaitre et l'aimer, la confiance desindigénes
n'ira pas au premier venu. La France pour lui, c' est l'officier qui
a su se faire aimer en même temps que se faire admirer. Le drapeau
de nos tirailleurs, c'est celui de leur officier, c'est leur officier
lui-même". Uitspraken, die ook voor onze inheemsche militairen
niets van hunne waarde verliezen. Aan het bovenstaande is het
wellicht toe te schrijven, dat men in de geschiedenis van de vero
vering van Fransch West-Afrika steeds dezelfde namen aantreft,
Faidherbe, Gallieni, Borgnis-Desbordes, Marchand, Monteil, Binger, Hum-
bert, Gouraud, etc., waarvan een aantal in den laatsten oorlog
(1). Samory, grondvester van het rijk Ouassoulou, voerde van 1882
tot zijn gevangenneming in 1898 onophoudelijk de guerrilla tegen de
Fransehen. (Paul Caffarel, Les colonies Franqaises).
1165
1