Congo-monding in den atlantischen Oceaan. Deze bewapening werd nog vervolledigd met een batterij van 6 kanonnen van 7.5 cM. Georganiseerd werden pioniereenheden, voorzien van alle benoodigde hulpmiddelen voor veldwerken, fortificatiën, bruggen bouw en wegenaanleg; detachementen „brancadiers" voor de veld- ziekeninrichtingen werden opgericht; enorme hoeveelheden muildieren werden uit Europa gezonden om de transportmoeilijkheden te helpen overwinnen; speciale „écoles de muletiers" werden hiervoor geopend; 1500 K. M. telegraafdraad bevorderde de verbindingen, aangevuld door mobiele afdeelingen draadlooze telegraphie. enz. enz. Toen de Engelschen onder Generaal Smuts het groote offensief bij den Kilimandjaro ondernamen (Maart 1916), was de toestand aan Belgische zijde aldus De grenzen werden bezet door de troepen uit het binnenland, alwaar slechts het strikt noodige achtergelaten werd voor hand having van de rust. Het leger van den Congostaat bestond toen uit 14 bataljons van 600 man, verdeeld in 3 compagnieën elk. Deze macht was verdeeld in drie hoofdgroepen I. Het 1ste, 2de en 3de bataljon en de 2de St. Chamond batterij, samengesteld uit de troepen van Katanga, werden geconcentreerd aan de Ruzizi-rivier. II. Het 4de, 5de, 6de en 7de bataljon waren bestemd voor de ver dediging van den west-oever van het Tanganjika-Meer. In één mijner vorige opstellen, waarin ik den strijd om de heerschappij op dat meer besprak, bleek reeds, dat de Duitschers die suprematie hebben moeten afstaan ongeveer eind Mei-begin Juni van 1916. Toen de Engelschen en Belgen de macht hadden op het Tanga njika-Meer, onttrokken de Belgen dadelijk het 4de, 5de en 7e batal jon aan bovengenoemde groep en dirigeerden deze bataljons eveneens naar de Ruzizi, ten einde de 1ste groep te versterken. Ill en IV. Deze groepen werden geformeerd uit de oorspronkelijke bezettingstroepen, die gelegerd waren langs de grens van de Congo ten noorden van het Kiwu-Meer. Deze groepen bestonden achter eenvolgens «uit het 8ste 9de en 10de bataljon en het 11de, 12de en 13de bataljon, terwijl uit de garnizoen van Luvungi en Kilawa het 14de bataljon werd gevormd en overgeplaatst naar het noorden. De 1ste batterij St. Chamond werd toegevoegd aan de noordtroepen, terwijl de 3de batterij St. Chamond verwacht werd uit Oeganda. De handelbaarheid van deze troepen verbeterde Kolonel Tombeur door drie bataljons samen te voegen tot een regiment en twee 1177

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 91