leder bataljon bezat 1 sectie Nordenfelt-artillerie van 4.7 cM.
1 sectie van vier mitrailleurs,
veldtelefoon.
1 officier van gezondheid, 1 apotheker, 18
brancardiers met 15 hangmatten a 2 dragers.
Ieder regiment bezat bovendien
1 compagnie van zes mitrailleurs
1 compagnie van DEUREN-mortieren (vier
vuurmonden, in staat op 1C00 M. brisante
ladingen van 20-36 K. G. te werpen),
Veldtelefoon,
1 „hópital volant régimentaire", bestaande
uit:
3 off. v. ger., waarvan één voor operatiën,
1 apotheker,
hulppersoneel,
1 tent voor operatiën,
1 Apotheek,
5 tenten, ieder voor 10 blanken,
2 „40 inboorlingen,
50 hangmatten a 4 dragers, bestemd om
grootere afstanden af te leggen en aldus
het hópital de base te bereiken.
Iedere brigade bezat nog mobiele stations voor draadlooze
telegraphie met een werkingssfeer van 150 K.M. en de noodige
veldtelefonen en telegrafen.
Voorts was bij de troepen ingedeeld: intendancepersoneel,
veldpredikers, krijgsraad te velde en comptabiliteitspersoneel.
Algemeen opperbevelhebber was Generaal-Majoor Tombeur
Chef van den Generalen Staf: Luit.-Kolonel Tilkens.
Overste Tilkens had zich reeds aan de Yser onderscheiden als
commandant van een afdeeling artillerie, waarvoor hij werd beloond
met de Leopolds-Orde.
Generaal Tombeur, die zulk een belangrijk aandeel heeft geno
men in de verovering van Duitsch-Oost-Afrika, is een Infanterie
officier geboren in 1857. Na de „Ecole militaire" te hebben afge-
loopen, onderscheidde hij' zich later als leerling aan de Belgische
Krijgsschool en hoewel nog jong zijnde, werd hij bij den Gene
ralen Staf overgeplaatst met een speciale opdracht.
In 1902 ging hij naar de Congo „Commandant supérieur de
troupes de la Ruzzizi-Kiwu". Na in 1950 voor kort naar België te
1179