minste nooit anders, No. 1waarschijnlijk omdat het vroeger óók zoo was. Waarom nu ineens een ander doe!, dan waarop de man heeft leeren oefenen Overgenomen uit het oude boekje Dit prijsschieten is een vreemde eend in de bijt, een verkapte concurrent van korps en leger-schietwedstrijden. Een feestdag? Wie lacht daar? Laat dit prijsschieten vervallen, besteed het geld voor „schiet prijzen" en „feestelijkheden" aan een ruimere toekenning van schietpremiën. üeen mensch, die het verdwijnen van het niet in ons voorschrift passende prijsschieten hard zal betreuren. Populair was hij nooit, die feestdag Onze lijvige schietbijbel zou daarmede eenige bladzijden dunner worden. En nu het schijfschieten. Wij zijn daarmede op den verkeerden weg. De resultaten bewijzen het, ondanks het zeer door den troep gewaardeerde verdwijnen van het zenuwachtige jachten en haasten bij het afgeven der schoten, door de ruime toemeting van tijd Die tijd is soms een tikje te ruim en sommigen meenen daarom, dat de tijdsbepaling geheel zou kunnen vervallen Alweer, niet doen Het kan nu en dan zijn nut hebben om bij slechte schutters soms alléén te letten op het juiste richten en den tijd geheel uit te schakelen, maar dit moet uitzondering blijven. Wij zouden met het verdwijnen v/d tijd-eischen de oude hengel-periode terugkrijgen, die vaak evenveel ergerms veroorzaakte als het jachtige schieten daarna. Bij alle gemopper, weest dankbaar voor dit goede, dat het nieuwe S. V ons bracht. Het geeft teveel noch te weinig en houdt de schietopleiding naar beide zijden in evenwicht. ik zelf schiet graag en tracht op de schietbaan uit de menschen te halen, wat er uit te halen valt. Zoo kwam ik ertoe om voor mijzelf na te gaan en vast te stellen wat wel de oorzaken zijn van de slechte schietuitkomsten, ondanks alle zorg en moeite en ijver, door de baancomdtn. daaraan besteed. Want hieraan ontbreekt het in den regel niet Die het anders ondervond, wel, die wanbofte toevallig met het hem toegewezen kader. Eerste oorzaak van het slechte schieten: De baancommandant heeft maar twee oogen. En hij moet tege lijk zien: of elke beweging van den schutter in den vorm is; of de seinschijfman zijn plicht doet en niet staat te slapen; of in den waarnemingspost alles naar behooren gebeurt; of op de andere banen niets bijzonders voorvalt, waardoor op zijn baan het schieten moet worden gestaakt; of het voor-komen van de opvolgende schutters regelmatig plaais heeft of - kortweg op zijn baan alles ordelijk toegaat, Of hij dit alles kan? Ja, maar plaag hem niet met overdreven eischen. Reken het hem niet als een doodzonde aan, wanneer hij een enkele maal niet zag, dat de man rukte of zijn geweer liet overhellen, omdat zijn aandacht door iets op een nevenbaan getrokken werd; wan neer hij eens niet naar den schutter keek, omdat hij wel wilde 17

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 17