verrichten schutterdienst een maand vermindering van eerste oefe ning verleend, terwijl aan hen, na bij opkomst gebleken per soonlijke geoefendheid, op voorstel van den korpscomdt, n o g- maals eene vermindering kan worden verleend. Schutters, die 6 jaren en meer persoonlijken schutterdienst had den verricht, zouden dus geheel vrij van de eerste oefening zijn, waar die oefening voorloopig op ten hoogste zes maanden is gesteld, terwijl zij bovendien door hunne inlijving aan de schut terij zouden ontvallen. Op grond van welke bepaling in het K- B., dan wel in een der ordonnantiën of G. Bn. zulks is geschied, heb ik niet kunnen opsporen, (de bepalingen, die ik er voor heb kunnen opslaan, waren er.alle mede in strijd), maar die dienstplichtigen met 6 en meer jaren persoonlijken schutterdienst, werden niet ingelijfd, doch bleven schutter. Zij konden nog een paar jaren doorschutteren, indien zij n. i. geen kans zagen, zich in een andere plaats dan waar zij schutter- plichtig waren te vestigen. Zij die dit wèl konden doen en zich b. v. te Soerabaja vestigden, moesten te Batavia als schutter wor den afgevoerd, terwijl zij te Soerabaja niet meer als schutter kon den worden ingelijfd, omdat inlijving bij de schutterij niet meer mocht plaats vinden. Gevolg hiervan was, dat zij met de eerstvolgende lichting militie toch moesten worden ingelijfd en dan van de eerste oefening werden vrijgesteld. Opgemerkt wordt, dat de Gouv. marine wel eens beschouwd wordt als tot de krijgsmacht (Marine) te behcoren, maar dit is niet zoo. Zoo ook wordt wel eens verondersteld, dat de leden van het V. A. K. en het M. B. K. tot het leger behooren. Niets is minder waar dan dit. Deze leden zijn, wanneer zij voor oefeningen bij het leger wor den ingedeeld en dus in uniform gekleed zijn, niet onderworpen aan het crimineel wetboek, zelfs niet aan het R v. K. Dit heeft eerst plaats, wanneer zij bij mobilisatie werkelijk een deel van het leger uitmaken. Omdat zij nu misschién in de toekomst bij mobilisatie tot het leger zullen gaan behooren is natuurlijk geen bewijs, dat zij er nu reeds toe behooren. Aan militieplichtigen, die er belang bij hebben de eerste oefening later te volbrengen dan in het voor de lichting waartoe zij be hooren aangegeven tijdvak, kan op hun verzoek uitstel van opkomst voor de eerste oefening worden verleend, terwijl aan militie plichtigen, die het verzoek doen tot vervroegde opkomst voor eerste oefening zulks kan worden toegestaan. Voor hen zal dus een vervroegde inlijving plaats hebben. Het spreekt van zelf, dat bovenbedoeld uitstel alleen zal worden verleend, indien de opgegeven redenen daartoe aanleiding geven en de dienstbelangen zich daartegen niet verzetten. 18

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 18