Ten eerste vermeen ik te mogen opmerken, dat het afvoeren van een ingeschrevene, indien hij vóór de oproeping ter inlijving het dienstplichtgebied verlaat, in strijd is met wat het dienst plichtbesluit ter zake voorschrijft in art. 49 hoofdstuk X „van het ontslag." Zoo ook de afvoering van een ingeschrevene, voor wien zulks, door den commandant van het leger wordt bevolen, (zie punt 17 van de „Voorschriften voor het invullen en bijhouden van het inschrijvingsregister," blz 26 van het Indisch Staatsblad 1918 No. 179). Ten tweede lijkt het mij veel practischer, om bij vertrek naar de Buitenbezittingen, in plaats van het afvoeren, op verzoek en tot nadere oproeping „uitstel" van opkomst voor de eerste oefening te verleenen. Hierdoor kan de aandacht steeds op dien militieplichtige (die niet wordt afgevoerd) gevestigd blijven en wordt tevens niet in. strijd gehandeld (n. m. m.) met het K. B. Militieplichtige grootverlofgangers zullen zich jaarlijks aan een onderzoek voor den dienstplichtcommissaris moeten onderwerpen. Dit onderzoek betreft de verstrekte kleeding en uitrustingstukken en laten wij hopen in de toekomst ook de wapening en het lederwerk. In verband met de zeer drukke werkzaamheden bij de inlijving, van twee jaarklassen per jaar, schijnt dit jaarlijksch onderzoek nog niet geregeld te zijn. De grootverlofgangers nu, die zich buiten het dienstplichtgebied in Indië wenschen te vestigen en voor den tijd van hun verblijf aldaar ontheven wenschen te worden van de verplichting tot opkomst voorhetjaarlijksch onderzoeken voor herhalingsoefeningen, kunnen, op daartoe gedaan verzoek, van die verplichting worden vrijgesteld, ten bewijze waarvan hen een ontslagbewijs wordt uitgereikt. De in het voorschrift gebruikte bewoordingen „vrijstelling van den verplichten krijgsdienst worden verleend" kan aanleiding geven tot een verkeerd begrip en zijn m. i minder goed gekozen,terwijl het uit te reiken bewijs van ontslag feitelijk geen bewijs van o n t s 1 a g is, d-w. z tot bij weder vestiging in het dienstplicht gebied, dan wel tot het toepasselijk verklaren van het dienst plichtbesluit op dat gebiedsdeel van Ned. Indië, waar belangheb bende zich gevestigd heeft, maar een bewijs van t ij d e 1 ij k e 9 Zou— waar b/h vaststellen van bepalingen op de militie, een niet voor verkeerde uitlegging vatbare redactie van zeer groot gewicht is—het geen aanbeveling verdienen om plaatsing a/h D. v. O. van een rechtsgeleerde te overwegen? Uiteraard zou deze daarnaast belast kunnen worden met ander daarvoor in aanmerking komend werk (contracten b.v.). Red- 22

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 22