overtuigd, dat, indien men een Afdeelings-tevens Brigadecom
mandant eens vrij liet het mes te zetten in die 40°/0, door ver
mindering en het opdoeken van wachten, het in dienst nemen
van koelie's voor magazijnen, corveeën, van burger boodschap-
penloopersenz. enz., we een heel eind zouden komen en,
naar we vermoeden, nog verder als er eens gesnoeid werd op
het gebied van overplaatsingen, door o. m. het bijteekenen als
regel alleen bij het korps toe te staan en alle overplaatsingen
zooveel mogelijk in één maand (Dec. b. v.) te doen plaats hebben.
Rekenende op die 60°/0, wordt de uitrukkende sterkte 66 a 67
man, dus bij 6 groepen een sterkte van 11 man per groep, wat
nog wel medevalthet is dan dus niet zoo ernstig, als de Kolo
nel G. v. W. aanneemt.
Van de onlangs afgeschafte gemengde compagnie, met zijn
sectie Europeanen van soms maar 8 man en verder z'n mixture
van elkaar slecht verdragende en in geaardheid sterk verschillende
Amboneezen en Javanen waren we voor vredestijd geen
voorstander; intusschen dient erkend, dat de menging, op Atjeh
b. v., weinig aanleiding tot klachten geeft.
Een menging voor oorlogstijd van Europeanen en niet-Euro-
peanen, wil ons voorkomen echter wel voordeelen te bezitten,
die de moeite waard zijn om er gebruik van te maken, vooral als
men tegelijkertijd zorg draagt de nadeelen zooveel mogelijk te
elimineeren—o. m. eenzelfde ration voor alle landaarden.
Waar de aanvulling van de kern van staande troepen met
de militie (bij de Cn lnf. 40%, over de totaal sterkte der Inf.
iets minder dan 35%) in vredestijd geheel zal zijn voorbereid,
dit een toestand is, die in elk kaderleger zich voordoet, dunkt
ons, dat i. c. niet van een oorlogsimprovisatie kan worden gesproken
Wat nu de mobilisatie betreft—die in een kaderleger uiteraard
ingewikkelder is dan in een staand leger daarvan overschatte
men toch voor Java—een eiland, de beteekenis van „snelheid" niet
te zeerIn dit opzicht is de toestand ten onzet geheel anders
dan voor een rijk met landgrenzen. Voor laatstgenoemde landen
is een snelle mobilisatie een levensquaestie Bij ons is een
levensgevaarlijke aanslag niet zoo direct te verwachten
een groot 1ste echelon van een landingsleger komt maar niet
zoo ineens bij onbewolkten hemel uit de lucht vallen.
Het bezwaar van den Kolonel G. v. W. geldt dan ook meerde
mindere paraatheid tegen eene stategische overvalling.
Men denke aan het legio aantal hangende fuseliers in het D. v. O.,
terecht altijd vèr van den ingang met zijn spreuk Si Vis enz. af blij
vende.
D. B.
72