Volkomen erkennen we, dat bij de door ons besproken orga
nisatie op die verbetering gerekend is, of zoo men wil, daarop
is gespeculeerd Doch dit zal men bij elke organisatie moeten
doen, hoogstens wellicht in wat mindere mate.
Men zou rekening kunnen houden met de „tegenwoordig
beschikbare" luitenants, maar dan zou de zaak over enkele jaren
wellicht al weer niet kloppen, want we herhalen, als geen in
grijpende maatregelen worden getroffen, wordt het tekort elk jaar
erger en zal binnen een luttel getal jaren het aantal luitenants
vermoedelijk ONBETEEKENEND zijn geworden; er dreigt in dat
opzicht een faillissement!
Wil men uit de barissan en het legioen halen, wat er uit te
halen is, dan zullen deze troepen voorshands ook met Europeesche
"officieren moeten worden geëncadreerd. Verder is één luitenant
per compagnie infanterie toch ook een uiterst bescheiden wensch,
minder kan het al niet. Veeleischend vermeenen we dan ook
allerminst te zijn geweest!
Zoolang het luitenantsgebrek te groot blijft en daarin niet op
andere wijze-zij het telle quelle-geheel of ten deele kan worden
voorzien zou desnoods de voorgestelde indeeling van Euro
peesche officieren bij barisan en legioên en de uitbreiding daar
van dienen te worden uiigesteld, tot dat afdoende verbetering is
ingetreden.
Om het opstel niet te omvangrijk te maken bepaalden we ons
in het Jan. No. tot de mededeeling, dat we 60 miliciens bij de
Compagnie wenschten in te deelen.
Intusschen werd wel overwogen, of het al dan niet wenschelijk
zoude zijn daarvan 4 aparte brigades te maken,- indien noodig-
gecommandeerd door sergeanten uit de militie te trekken, zoodat
in de Compagnie nog een zekere scheiding van landaarden werd
gehandhaafd. Tenminste aanvankelijk, want in oorlogstijd zou zulk
een scheiding toch niet zijn vol te houden
Hoewel wij niet aannemen, dat alsdan onze actie van langen
duur zal zijn, zullen toch verliezen worden geleden en aan
vullingen, alsmede samenvoeging van brigades enz. herhaaldelijk
plaats moeten vinden. Dat deze aanvullingen altijd precies van
den feitelijk benoodigden landaard zullen zijn, geloove wie wil,
wij voor ons betwijfelen zulks ten sterkste. O. i. zal er dan
ook na eenigen tijd van de schoone scheiding van schapen en
bokken, om het maar eens populair uit te drukken, van het apart
houden van blank en bruin, niet veel meer over zijn. Javanen
zullen aanvulling vormen van Amboineesche compagnien enz., en
spoedig zal de Europeesche brigade wellicht voor de helft uit
74
Detacheering van luits van het Holl. leger op groote schaal, overgang
van res. offn van dat leger, een groot overcompleet aan onderluits.
D. B.