bruine broeders bestaan. Gedurende de actie zien we zweifels- ohne de „gemengde" compie weer terug Een en ander noopte naast de voordeden van menging van Europeesche en niet-Eur. element in oorlogstijd-tot de verdeeling der militie over de 9 brigades en co groep der compagnie. Meerdere miliciens zullen vermoedelijk bij laatstgenoemd onderdeel zeer op hun plaats zijn, en daarom daarbij zijn in te deelen, hetgeen tengevolge heeft, dat geen volledig aantal brigades uit de 60 miliciens te vormen zouden zijn. Behoudend als een mensch nu eenmaal is, voelen we in be ginsel het meest voor het doen commandeeren van de brigade door een Europeesch sergeant, zoo mogelijk een beroepsdito, anders door een uit de militie. Na het intreden van verliezen zal het doen aanvoeren door niet-Eur. sergeanten 1ste kl. wel niet geheel te vermijden zijn. O. i. is voor oorlogstijd zeer zeker het tekort aan beroepsbrigade- comdt. uit onze militie voldoende, en voldoende deugdelijk, aan te vullen. Hetgeen de Kolonel G. v. W. aanteekent omtrent de Inf. der Buitenbezittingen, zal t g.t. door ons worden besproken. Met in de Jan aflevering toegezegde korte artikel over die inf., hoewel in groote 'trekken gereed, zal echter in verband met de rechten van andere inzenders wellicht nog eenigen tijd op plaatsing moeten wachten. D- B. 75

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 75