Door toevoeging van gew. mtrs. aan die afdeelingen werden
zij belangrijk sterker gemaakt.
Wat nu de sterkte er van aangaat, zoo werden aan Fr. zijde aan
vankelijk „groupements momentanés" geschapen van geringe
sterkte, inprovisaties, aan welke het zeer groote nadeel kleefde,
dat vaak de noodige organisatie en bevelvoering ontbrak, om de
haar opgedragen taak ten einde toe te volbrengen.
Daarom zag men daarvan af en moest de comp. in organieke
eenheden worden gesplitst, waarvoor aanvankelijk werden geno
men de half-sectiën, ter sterkte van ongeveer 20 man, dus overeen
komende met onze brigade.
Gedurende het verloop der slagen bleek evenwel ook deze afdee-
ling te groot en te onhandelbaar, zoodat zij moest worden vermin
derd en reglementair werd vastgesteld op 2 man, vermende een
groep en samengesteld uit de bediening van de gew. mitr- en een
aantal manschappen tot bescherming daarvan.
De minimum sterkte der groep bedraagt 10 man.
De ervaring, dat afdn. van ongeveer 20 man niet goed bruikbaar
zijn, is in merkwaardige overeenstemming met de sterktebepaling
van'de groep door uitrusting daarvan met een gew mitr.
Met deze ondervinding moeten wij rekening houden.
Wij hebben nog de indeeling van de sectie in 2 half- sectiën,
brigs., waarvan de sterkte meer bepaald was ojj grond van over
wegingen betreffende den strijd tegen den 1. V.
De Fr. comp. bestaat uit 12 gevechtsgroepen en een z.g. „section
de commandement;" de gevechtsgroepen zijn verdeeld in 4 sectiën,
d. w. z. 4 officiersafdeelingen.
Het leiden van een meer dan 3 groepen sterke sectie werd voor
den sectie-commandant te moeilijk geacht. Ter zake moet ook
rekening worden gehouden met de omstandigheid, dat de in vre
destijd opgeleide sectie-commandanten vaak al spoedig zullen
ontbreken en moeten worden vervangen door krachten, die de
grondige vredesopleiding niet hebben genoten.
De verdeeling van de sectie in 3 groepen heeft voorts nog andere
voordeelen.
Gedurende den oorlog bleek de formatie met vieren uit de flank
ondoelmatig en werd zij daarom ook afgeschaft. Als naderings-
vorm bleek zij kwetsbaarop het meerendeel der wegen bleek
zij te breed, niettegenstaande er op werd gelet, dat één zijde van
den weg werd vrij gehouden dit laatste was vaak ook moeilijk uit
te voeren. Het nadeel van te groote breedte van den marschvorm
met vieren uit de flank gaat in verhoogde mate op voor Indië,
waar we over het algemeen slechts smalle wegen hebben en waar
de hitte het aannemen van grootere tusschenruimten in de dub-
belrotten noodig maakt.
In flankformatie werd dan ook bijna altijd met tweeën gemar
cheerd of werd soms eens de formatie met vieren uit de flank