iust om de officiers loopbaan te kiezen en te blijven volgen dit is altijd zoo geweest en zal altijd zoo blijven. Wie kent niet van vroeger reeds het gezegde: Een officier wordt wel slecht betaald, maar hij krijgt op jeugdigen leeftijd een goed pensioenWaarmede bedoeld werdhet kapi teinspensioen." Deze aangelegenheid heeft men o. i. niet voldoende in het oog ge- houden en dit zal zich ernstig wreken. Het nieuwe kapiteinspensioen is verre beneden den minimum eisch, en daarmede is een der aanlokkelijk heden om officier te worden verdwenen. We noemen vervolgens het artikelDe krankheden van ons leger, waarin de S. liet thans heeft over het kwaad der geslachtsziekten Voor waar, naast de beri-beri DIE IN HET LEGER WEER HET HOOFD OPSTEEKT, een zeer ernstige krankheid, die te groote afmetingen in het leger heeft aangenomen, hetgeen voor een niet gering deel te wijten- is aan de o. i. te bejammeren attaques op het concubinaat. In ,De mil. pharmaceutische dienst" maakt de heer Bicknese enkele opmerkingen over de daaromtrent door den majoor v. d. Kloes gehoudem beschouwingen. De aflevering bevat verder: Mededeelingen H. B.; hen en ander over de legerplannen in Ned.; uit Persen Periodiek; iets uit den Volksraad; Lie-, besgaben voor offs. weduwen; Het Am. leger (iets over de offs. opleiding over het werken op de bureaux, de wijze van organiseeren en het spe- cialiseeren)Brieven uit het Moederland en tenslotte een opstel n. a. van het artikel uit een vorige aflevering getiteldDe ruggegraat van het leger. OVERZICHT VAN NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN. In het Art. Tijdschrift van Dec. '20— het laatste zooals door de Redactie wordt aangekondigd beëindigt prof. de Josselin de Jong zijn polemiek met Luit.-Kol, Faber, constateerende, dat de gedachtenwisseling betreffende de' noodzakelijkheid van een techn. en ballistische opleiding van daarvoor in aanmerking komende Art. officieren, meer persoonlijk dan zakelijk werd gevoerd. Beiden zijn echter in hoofdzaak dezelfde meening toegedaan. Kapitein Geesink bespreekt enkele punten van het werk van den Fr., generaal Gascouin over de ontwikkeling der art. gedurende den oorlog Het projectiel van 43 K. G., behoorend bij den Fr. Hw van 155 m. M. is te zwaar om te velde door één man te worden behandeld de Duit. em Oost. stelden zich tevreden met een granaat van 15 K. G., de Eng. met een van 17 K. G. voor de korte div. - art.dus kan worden volstaan met houw, van 10.5 c. M. voor wat betreft dat krombaangeschut. De regimenten der kleine kalibers hebben z. i. de belangrijkste rol, want de klein kaliber kanonnen dooden ten slotte het meest, vooral bij een gegeven en zeer beperkte munitiehoeveelheid. Hoofdzaak moet zijn het vernietigen van menschenmateriaal en daarin geven de grootere kali bers geen rendement. Ook hier weer de klacht over het reduceeren van het aantal O. k. tot 10% van de munitie-uitrusting, op het einde van den oorlog. Om één Duitscher t6 dooden hadden de Geallieerden tusschen de 2000 en 5000 K. G. art. mun. noodig. 59 D. B.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 59