meer de afstand tusschen beide golven toeneemt) b. in de curve van dien microfoon, die het dichtst bij de schoot- rKpuntgflgePzou onsSeen middel aan de hand kunnen doen, om de projectielsnelheid te berekenen, teneinde daaruit te kunnen nagaan met welk kaliber is geschoten, ware het met, dat dit alleen mo gelijk is, indien toevallig een der microfoons juist in de schootslijn &6punt b. stelt ons echter in staat, dit te doen. Wij zullen dit nunt dus even nader toelichten(zie fig. 2). Als A een vurend stuk, AS de schootsrichting en B en C micro foons voorstellen, waarvan B zich bevindt in de schootslijn dan zal het sneller dan het geluid zich verplaatsende projectiel den knal van zijn kopgolf zelf bij B brengen. Deze knal zal dus eerder bij B zijn dan de mondingsgolf. Beschouwen wij nu microfoon C. De mondingsgolf zal met de snelheid van het geluid den afstand A C afleggen. De trillingen van de kopgolf echter, die het eerst C bereiken, zullen worden afgezonden van een punt D, ergens op de baan tusschen A en F eelegen. De kopgolf zal dus den afstand A D afleggen met de groote projectielsnelheid, den afstand D C echter met de geringere geluidssnelheid. Hoe verder C dus van de schootsrichting af lig hoe grooter de omweg A D C is, dien de kopgolf moet maken, om bij C te komen en hoe vlugger na elkaar de trillingen van kop en mondingsgolf C zullen bereiken. Er zullen dus in de lijn der microfoons twee punten E en E' zijn, waar de trillingen van beide golven tegelijkertijd zullen aankomen. Het beeld van den waaier E A E' zal op de film geheel of gedeeltelijk te zien zijn. Deze waaier zal, evenredig met de projectiesnelheid, grooter of kleiner worden en zal geheel samengevouwen zijn als de Vo. gelijk is aan de voortplantingssnelheid van het geluid. De grootte van den waaier geeft dus een aanwijzing voor het bepalen van de projectielsnelheid, waaruit men dan in het station kan afleiden, met welk kaliber geschoten is, indien n.l. de projec tielsnelheden van de verschillende vijandelijke kalibers bekend zijn. Dit laatste kan natuurlijk in den regel het geval zijn Een geoefend opnemer kan zoodoende bij het zien van de opname reeds dadelijk zeggen, met welk kaliber gevuurd is. De waaier is echter van nog meer belang, doordat hij voor iedere batterij verschillend is, zoodat, indien verschillende batterijen tegelijk vuren, een geroutineerd stationscommandant de gegevens van de batterij, die hij wenscht op te sporen, bij elkaar kan zoeken. Er bestaat voor een opnemer met routine ook geen gevaai, dat hij een slingering (buik), ontstaan door een kopgolf, zal aanzien voor die, ontstaan door de mondingsgolf of door het springen van het projectiel, daar alle buiken zeer karakteristieke verschillen met elkaar vertoonen. Het aflezen der tijden op de banden en films is zeer eenvoudig. 23

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 23