beschikte (Zie Callwelf. Appendix IV pt. 7 blz. 359) 1). Uit het bovenstaande moge dus blijken, dat de verbindingen van het Gallipolileger zeer kwetsbaar waren, voor wat betreft die over zee, terwijl de landverbindingen in onvoldoend ontwikkelden staat verkeerden om de troepen met eenige vaste zekerheid van het noodige te voorzien. De kwestie van de verbindingen is voor ons op Java ook van het grootste belang het is een onderwerp, dat nog altijd ernstige aandacht blijft vragen. Geographische en Economische verhoudingen op Gallipoli. Het schiereiland heeft een oppervlakte van 900 KM2. met een lengte van 80 K. M. en een doorsneebreedte van 17 K. M. (bij Boelaïr slechts 5500 M.). üaUipoli is een rotsachtig bergland met diepe ravijnende voornaamste tcp in het Z. is de Eltschi Tepe (bij de Engelschen bekend als de Atchi Baba) (216 M.), die den toegang uit het Z. en W. naar Maïdos geheel afsluit en in talrijke ruggen, begroeid met dicht struikgewas, uitloopt. Iedere uitlooper vormt een na tuurlijk fort, ieder ravijn een muizenval, geflankeerd door steile hellingen, die begroeid zijn met zware vegetatie. Dit karakter treft men aan van Boelaïr tot Kaap Helles. Van liet Z. W. tot het N. O. volgen de toppen elkander op, oprijzende uit hoogvlakten van gemiddeld 300 M. hoogte. Van deze toppen hebben eene droeve vermaardheid gekregen de Sari Baïr en de Kodja Tjemen Dagh (297 M.)voorts de Pacha Dagh en het Plateau van Kilid el Bachr (230 M.) Ian Hamilton schreef hier over, dat zij vormden „een natuurlijk fort, door de Turken kunst matig versterkt." Door deze bergenreeks breken 3 valleien, waardoor eene ver binding ontstaat tusschen de Dardanellen en de Zee van Marmora met de Aegeïsche Zee. De kustlijn aan de Aegeïsche zee en de Z. punt is één lange keten van rotsachtige randen zij heeft slechts weinig en zeer smal strand. Het schiereiland leverde voor de verpleging bitter weinig op. De landbouw stond op een zeer laag peil en bleef beperkt tot de benedenloop der rivieren, die in den zomer uitgedroogd zijn voorts in de dalen en op de vlakten. De landbouwproductie is mede door „Miszwirtschaft" uitermate gering en was niet bij machte om de troepen van het noodige te voorzien. Trouwens Von Sanders geeft in zijn werk op blz, 135 zelf aan, dat 22 Divisiën op hoofd- en nevenfronten en als reserve tot het 5de Tnrksche leger heb ben behoord. 39 T

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 39