gen zonder de aanwijzing „Traint Uwe paarden op zachten
bodem."
De gewone marschtraining kan veel beter gehouden worden op
het excercitie terrein, dan op de tegenwoordig door vrachtauto's
stuk gereden wegen, wier kuilen en gaten moordend zijn voor de
beenen.
Résumeerende komen wij nu tot het volgende practische resul
taat.
Is over één jaar door de snellere aanvulling de toestand bij de
battn. weer normaal geworden, dan komen per jaar bij het Depot
in africhting 4 X 28 paarden. Hierbij zijn dan ook de officiers
paarden en de paarden, die als rijpaard naar de bergbattn. gaan,
zoodat wij kunnen rekenen, dat per jaar en per batterij worden
geleverd een 16 rijtrekpaarden.
Nemen wij nu verder aan, dat per jaar bij elke catagorie onge
veer 4 achterblijvers zullen zijn, dan vinden wij dus bij een batt.
20 rijtrekpaarden in de 3e. catagorie en even zooveel in de 2e.
catagorie. De normaal-sterkte stellende op 90 paarden, zullen
er 50 in de eerste catagorie zijn.
Waar, zooals ik reeds tevoren zeide, de paarden der 3e. en 2e.
catagorie bij de stukken worden ingedeeld, zijn dus per voertuig
aanwezig 5 paarden der 3e. en 2e. en 2 paarden der le. catagorie,
waarvan dan één B. H. A. loopt en de andere öf V. H. A., of B H. M.,
dan wel B. H. V. öf geleiderspaard is, daar één der paarden der 2e.
catagorie ook kan loopen als V. H. A.
Waar bij de stukken 8 X 7 56 paarden zijn, blijft er voor
stelling- en verkennerspaarden en voor den G. T. over: 34 paarden.
Nemen wij nu verder aan, dat er ongeveer 5 paarden op ziekenstal
of stalziek zijn, dan blijven, na aftrek der 8 rijpaarden, nog twee
bespanningen G. T. en eenige reserve paarden over, waaruit de
paarden gehaald worden, die in moeten vallen voor zieke paarden
bij de stukken.
Ik hoop met het voorgaande aangetoond te hebben, a welk een
zorg onze jonge Artilleristen behoeven alvorens zij geheel kla^.r
zijn voor den dienst te velde, en b dat—gezien de veelvuldige wis
selingen in batt. commando er een leidraad moet zijn, die den
commandanten in groote trekken aangeeft, hoe het best met de
jonge paarden te handelen.
TJIMAH1, December 1920.
R.
51
4