58 1 Genoemd verdient verder te worden het art.Onze pensioenen." S. vermeent, dat de oplossing van het pensioensvraagstuk niet moet worden gezocht in verhooging der bedragen, doch door te breken met het begin sel, dat wie gepasseerd wordt voor den hoogeren rang, het leger moet verlaten. Oorspronkelijk had het pensioen slechts de bedoeling de menschen in staat te stellen in hun levensonderhoud te voorzien, nadat zij een leeftijd hadden bereikt, waarop zij gerechtigd konden worden geacht, een betrek kelijke rust te nemen, zegt S. Dit is ongetwijfeld verbonden aan het E u r. begrip pensioen, voor de pensioenen der Eur. krachten in Indië heeft dit echter nooit gegolden en verkregen deze altijd het pensioen lang vóór dat die leeftijd werd bereikt. Met S. zijn we eens, dat er wel wat voor te zeggen is den diensttijd, noodig om pensioen te verwerven, te verlengen. Het is echter een zeer delicate quaestie, want men weet vooruit niet of dit wellicht geen funeste gevolgen zal hebben (tragere promotie en later pensioen zijn geen van beiden redenen om de geringe animo in den Indischen dienst te ver- grooten). 't Is gevaarlijk morrelen aan een kaartenhuis De vraag rijst dan ook, of het tenslotte nog niel het wijste is, den toestand te laten, zooals hij is en alleen de pensioensbedragen aan te passen aan de duurdere tijden (waardevermindering van het geld). Ongetwijfeld is het zeer goed denkbaar, dat de gepasseerden zouden doordienen en we gaan geheel met den S. mede, waar hij vermeent, dat als men er eenmaal aan gewend zoude zijn, er geen enkel overwegend bezwaar tegen zou worden gevoeld. Wèl in den overgangstijd, maar het is fout om daaraan teveel aandacht te besteden en toch geschiedt dit bijna alt ij d, als er veranderingen worden bespro ken. Véél voelen we voor pensioensberekening-naar-diensttijd, hetgeen vol gens S. mede noodig zal zijn om tot een goede regeling te geraken Hij beveelt daarbij aan, de pensioenen vast te stellen volgens een vaste schaal voor eiken rang en diensttijd. Aan den rang zouden wij slechts gewicht wil len hechten in zoo verre, dat zij, die ongeschikt staan voor den hoogeren rang (c. q. daarvoor gepasseerd zijn) tenslotte minder pensioen verwerven dan een jaargenoot, die geschikt staat voor bevordering; overigens niet. Een (vergeleken met gemiddelde) te vlugge promotie wordt dan niet meer louter (onbillijk) voordeel, doch kan qua pensioen een niet onbelangrijk nadeel geven. Dit lijkt ons billijk en gunstig, ook met het oog op de stemming als de promotie eens wat traag gaat. Het klokje van gehoor zaamheid slaat dan veelal later, hetgeen het pensioen verhoogt. Misschien raken we dan ook het soms voorkomende promotiejagen kwijt, hetgeen de goede geest in het leger zeer zou bevorderen. Dan geen haast meer, om toch maar zoo gauw mogelijk majoor, over ste, kolonel, generaalgepensionneerd te zijnalthans in veel minder mate We vermelden verder de artn: Tucht en idealisme, De mil. pharma- ceutische dienst, Walcheren en Galipoli, Goedverkoopen, Alg. herziening v. d. bezoldiging van landsdienaren, de Commandant, Uit Pers en perio diek, en Naar aanleiding v. d. behandeling der Ned. oorlogsbegrooting en ten slotte: de circulaire D. v. O. I., omtrent de overgang van res. offn. naar het beroepskorps (naar de resultaten waarvan we zeer benieuwd zijn), een Volksraadsverslag (met een rede van Overste Oppermann) en Vereenigings- nieuws, waarin een „Proeve voor een pensioensregeling" en de afwijzing door Koloniën, zonder eenige toelichting, van een verzoekschrift om aan de geldelijke positieverbetering voor de offn. terugwerkende kracht te ver- leenen tot en met 1 Jan. '19. D. B.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 58