64 De waarde van den uitgelezen Krijgsman ligt niet zoo zeer in zijn tech nisch kunnen, dan wel in den geest, die hem tot daden drijft. LA REVUE D' INFANTERIE NOV. '20. In „Quelques Reflexions sur Ie Problème de Ia Réorganisation militaire" worden thans achtereenvolgens behandeld de toevoeging van art, aan groote troepeneenheden tot 1914; de ontwikkeling van art. formaties gedurende den oorlog bij Fr. en D.; ten slotte de verhoudingscijfers tusschen inf. en art. aan het einde van den krijg. Oorspronkelijk was de art. slechts een fractie van de infanterie. Eerst in de legers van het eerste Keizerrijk ontwaren wij een werkelijke art.- organisatie. Napoleon achtte 4 stukken per 1000 man inf. noodig; in den loop der tijden varieerde dit getal nogal eens. Zoo waren begin 1870 zoowel in Pruissen als Frankrijk slechts 2 stukken per 1000 man aanwezig; in 1914 waren de cijfers voor het D. en Fr. leger resp. 6.4 en 4.4. Daarna wijdt S. uit over het groeiende aantal zware art.-battn. gedu rende den oorlog in Fr. en vergelijkt deze getallen met die in Duitschland aanwezig. Bij het staken der vijandelijkheden telde men in het Fr. leger op een totaal van 1066 bataljons 2486 veld- en zware batterijen, ongerekend loop graaf-, stellinggeschut, enz. Dit kwam overeen met. 2.3 batterij of 10 stukken per bataljon mei- een effectief van 700 man. Bij de mobilisatie in '14 had men 1110 battn. voor 1515 bataljons of wel 0.7 batterij per 1000 man. Een vergelijking van den toestand vóór en na den oorlog leert, dat het aantal stukken per 1C00 man niet minder dan verzesvoudigd is gewo den. „Le Nouveau Règlement de Manoeuvre de I' Infanterie" vindt in dit num mer verdere behandeling. „Le Combat actuel ne comporte plus ce regroupement des quarante au cinquante hommes de la section pour agir tous ensemble a la voix du chef de section", zegt S. en voorts „le mécanisme du combat doit s'enseigner surtout par groupe." Een der voornaamste wijzigingen is wel de groote vrijhe'd, die aan de commandanten der allerkleinste eenheden wordt gelaten in het gebruik daarvan en de wijze waarop zij worden geleid en aangevoerd. In de nieuwe reglementen zal men er aan moeten gewennen, dat for- meele en imperatieve bepalingen meer en meer verdwijnen, zoodra men aan de tactiek raakt. Het vastleggen van de nieuwe ideëen betreffende gevechtsvoering in de reglementen blijft voorshands een delicate kwestie. „La Question du Fusil automatique pour l'Inf." behandelt achtereen volgens de aan een dergelijk wapen te stellen eischen In geen geval mag de bedoeling voorliggen het automatisch geweer als een lichte mitrailleur te willen bezigen. Het zal moeilijk zijn het wapen lichter te maken dan 372 a 4 K.G., wil het niet al te teer zijn. Meer dan 5 a 7 patronen mag het magazijn niét bevatten, om het geweer weer niet te zwaar te maken. Men moet kunnen schieten, zonder dat de kolf van den schouder behoeft te worden gebracht. Aanbevolen wordt om het ge weer op marsch in een linnen hoes mede te voeren. Zooals men weet hebben Engelschen en Amerikanen deze vervoerwijze met het oog op stof en zand, in den oorlog reeds toegepast. De uitgaven verbonden aan evqntueele aanschaffing van het automa tisch geweer zouden thans in Fr. twee milliard francs beloopen. Voorloo- pig zal men daarvoor wel terugschrikken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 64