Het leven van den „Légionnaire a la Légion étrangère" wordt ons afgeschilderd vanaf zijn indiensttreding, totdat hij rijp wordt geacht, om in Algiers, Marokko dan wel Tonkin het ruwe soldatenbestaan van nabij te leeren kennen. Het indiensttreden bij het Vreemdenlegioen is eenvoudig. „Aucune pièce d' identité n'est exigée." Ongeveer alle nationaliteiten zijn in de eenheden van het legioen ver tegenwoordigd, zoodat men met recht kan spreken van „zuiver" gemengde compagnieën. Het nadeel van gemengde compagnieën ligt blijkbaar niet zoo zeer in de verschillende landaarden, dan wel in het verschil in betaling, voeding en behandeling der rassen. JOURNAL OF THE UNITED STATES ARTILLERY. Nov. '20. Hierin treffen wij verscheidene artikelen aan, w.o. een paar technische, zooals „Observations on Artillery Practice" en „Notes of fuze design", waarvan de lezing wordt aanbevolen. In het laatste artikel worden achtereenvolgens behandeld de tactische en de technische eischen, die aan buizen behooren te worden gesteld, benevens die welke bij den aanmaak daarvan te pas komen. Betreffende de fabricage wordt o.m. gezegd, dat „the simplest fuzes to manufacture are those in which the parts can all be turned, or the cross sections, channels, etc., of which are circular Any other shapes decrease production tremendously and also increase liability of the fuze not to function." Vervolgens een paar belangrijke discussies omtrent de voor- en nadee- len van het gebruik van kustgeschut in vaste opstelling en dat van mobiele vuurmonden n.l. artillerie op spoorwagens. Zij, die de oplossing van de verdediging van Java zoeken in een spoorwegstelsel langs de kust ten behoeve van het gebruik van vuurmonden op spoorwagens, kunnen hunne denkbeelden toetsen aan de ideëen in dit nummer verkondigd. THE INDIAN MILITARY RECORD JANUARI 1921. Hierin komt een zeer interessant officieel verslag voor betref fende „The Waziristan Operations." Voor wie onze Indische oorlogen bestudeerd hebben, is het wel eens aardig om vergelijkingen tusschen deze en de Eng. Ind. operaties tegen den I.V. te trekken. Bij de laatste valt ons dadelijk op, de grootscheepsche opzet van een expeditie. Een ruim gebruik wordt gemaakt van vliegtuigen, Cav. Art. mitr, enz. Niet minder dan 30.000 combattanten en 34.000 non-combattanten nemen aan de onderwerpelijke expeditie deel2300 muildieren en ruim 5000 kameelen zorgen voor den opvoer van het benoodigde. Over een lengte van 300 mijlen moet de communicatielijn worden beschermd. Door het enorme aantal dieren is het begrijpelijk, dat deze niet als eenden achter elkaar kunnen blijven loopen. De marsch in een breed front is noodzakelijk, wil men althans een bepaald traject bij daglicht nog ge heel afleggen. De vijandschap in Waziristan tegen de Engelschen werd niet gering aangewakkerd door het algemeen verbreid geloof, als zouden de Britten hun land verkwanseld hebben aan den Emir van Afghanis an. De bewo ners van Waziristan, de Waziris en de Mahsuds, zijn dapper, goed bewa pend met moderne geweren en ruim voorzien van munitie. Zij strijden in bendes van 70 tot 600 man, doch soms moesten de Britsch-Indische troepen het tegen grootere machten opnemen, waarbij men wel eens tegenover 2000 in verspreide orde vechtende inboorlingen stond en zware verliezen leed. 65

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 65