56 MEDEDEELINGEN OMTRENT JAPAN. De begrooting welke den Rijksdag in de zitting, welke 25 Dec. j. 1. aanving werd voorgelegd, kan met recht weder e n „militaire" worden ge noemd. Het totaal beloopt 1.562.000.000 yen; hiervan gaan 738.281.000 yen naar leger en vloot. In de laatste maanden is in de pers herhaaldelijk gewezen op de noodzakelijkheid van beperking der staatsuitgaven, zoolang de economische vooruitzichten niet gunstiger zijn, dan thans het geval is. Finantiën deelt dit inzicht blijkbaar en heeft op de door verschillende departementen in gediende ontwerpen niet minder dan een bedrag van 300.000.000 yen be snoeid. Nochthans overtreft het totaalcijfer dat der vorige begrooting met 226.645.000 yen. Van deze vermeerdering komt 171.000.000 yen ten laste van Oorlog en Marine. Met reden mag dus worden aangenomen, dat aan de mil. uitgaven niet of niet noemenswaard is getornd. Het lijdt geen twijfel of de Rijksdag zal de begrooting van Oorlog en Marine aannemen. Het op den voorgrond treden van de tegenstellingen tusschen Japan en Amerika, in het bijzonder door de anti-Japansche wet geving van den Californischen Staat, heeft het besef van de noodzakelijk heid van een sterke weermacht aangewakkerd. Industrie en landsverdediging. De wet van 17 April 1918 No. 38 regelt de dienstbaarmaking van de industrie aan de landsverdediging in tijd van oorlog en opent de moge lijkheid reeds in tijd van vrede gegevens te verzamelen van belang voor de industrieele mobilisatie en om bepaalde takken van industrie te steunen. De wet stelde een „Bureau voor oorlogsbenoodigdheden" in staat de noodige maatregelen te nemenuitvloeisel van de wet was het „Voor schrift betreffende het verschaffen van inlichtingen omtrent bedrijven geschikt voor den aanmaak van oorlogsbenoodigdheden In het voorjaar 1920 beschikte het Bureau over een groot aantal gegevens betreffende nagenoeg alle takken van industrie en ging over tot het stelselma tig ordenen dier gegevens. In Mei werd het echter samengesmolten met het Bureau voor Statistiek. Hiermede was de leiding in deskundige handen ge komen, wat het verzamelen en verwerken der gegevens aangaat. Voor het inwinnen van raad omtrent het gebied, waarover de onderzoekingen zich hebben uit te strekken, kan het bureau zich wenden tot de „Commissie van Advies voor Oorlogsbenoodigdheden," welke onder dén Min. v. O. staat en waarvan de voorzitter van het Algemeen Bureau voor Statistiek voorzitter en de vice-Min. v. O. onder-voorzitter is. Op deze wijze is de samenwerking tusschen D. v. O. en het Bureau verzekerd. De Minister-President de nieuwe organisatie besprekend, zeide o. a. Wij moeten ons niet vergenoegen met het verzamelen van inlichtingen, doch tevens de bron voeden, d.i. het industrieel vermogen vergrooten. Want niettegenstaande den onmiskenbaren vooruitgang onzer industrie gedurende den oorlog, heeft zij nog niet de hoogte bereikt, dat zij ons in oorlogstijd alle voorraden, die wij behoeven zou kunnen verschaffen. Hiertoe zal het Bureau medewerken, o.a. door zich bezig te houden met een onderzoek naar de verbetering, die de bedrijfsorganisatie in ver schillende takken van nijverheid—technisch en economisch—zal hebben te ondergaan, wil het voortbrengingsvermogen tot het uiterste worden opgevoerd. In Oct. legde de Voorzitter van het Bureau aan de Commissie van Advies voor Oorlogsbenoodigdheden de volgende vragen voor: Welke bedrijven moeten aangemoedigd en bevorderd worden om te geraken tot industrieele onafhankelijkheid in oorlogstijd? Welke methoden moeten daartoe worden gevolgd?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 56