OVERZICHT VAN NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN. „DE MILITAIRE SPECTATOR" DEC. '20. Kapitein Prey beëindigt zijn vertaling van de „Instruction provisoire sur le combat offensif des petites unités." In „Beoordeelingslijsten van Paarden" betoogt de paardenarts VAN DRIEST, dat het aanhouden van dergelijke lijsten door esk- en batt. comdtn van zeer veel nut is. Het systeem stelt opvolgers in staat om een oordeelkundig gebruik te maken van het aanwezige paardenmateriaai, hetgeen zuinigheid in de hand werkt en volgens S. enorme sommen uitspaart. Wellicht zou deze maatregel in Indië, in verband met de vele wisse lingen in het commando, aanbeveling verdienen. Alleen de berg met paperassen wordt wat grooter. Overste VAN DAM VAN ISSELT beschrijft „De inleiding van den veldtocht van 1E99" en wel de episode, waarin de Spanjaarden tegen de Schenkenschans een demonstratie verrichtten. In verband met de toebedeeling van de lichte mitrailleur aan de In fanterie, vermeent Kapitein SCHMIDT in zijn artikel „De Compagnie op voorposten," dat het V. V. noodzakelijk moet worden gewijzigd. Wij kunnen in velerlei opzicht met hem medegaan. Indeeling van die lichte machines bij de voorposten spaart menschen uit; deze kunnen rus ten, waardoor de gevechtswaarde van den troep wordt verhoogd.. S. acht het mogelijk, dat de vijandelijke infanterie (met haar mitrail leur) 's nachts ook builen de wegen, om de voorpostendetachementen heen, haar weg door het terrein weet te vinden. Daarbij zouden dan oor spronkelijk vooruitgeschoven cavaleristen en wielrijders reeds bekend met dat terrein—als gidsen kunnen optreden. Wij kunnen S. ten zeerste aanbevelen, om dit eens in willekeurig ge kozen terreinen in praktijk te brengenhet kost hem niet meer dan een slapelooze nacht, om bekeerd te worden. In „Silhouetten van ons ander leger" openbaart S„ dat hij een oude wond voelde openscheuren bij de lezing van het bericht, dat de heer VAN LIMBURG ST1RUM naar patria zal terugkeeren. J t De herinnering aan Z. E.'s woorden omtrent „het schrijnend besef, dat onze uiterlijke weermiddelen nog steeds niet in evenredigheid zijn met onze innerlijke kracht" en den kapstok, waaraan de Volksraad de invoering van de Inlandsche militie ophing, heeft S. dit malheur bezorgd. Are you down-hearted MA VORS No. 12. De heer ALTING VAN GEUSAU besluit zijn ver volgreeks „De Aanval in den Loopgravenoorlog." Behandeld wordt de aanval als gecombineerde handeling van int. en art., welke van te voren geheel ontworpen en ingestu deerd moet zijn. De ons dikwijls nutteloos toelijkende partieele aanvallen, die aan net W front aan de orde van den dag waren en veel bloed kostten, blijken achteraf veelal „verkenning" ten doel te hebben gehad, gezwegen nog van het voordeel, dat zij tevens opleverden, door de, ten gevolge van het geest doodende loopgravenleven, versuften, wakker te houden. Aangaande het gereedstellen van de inf., in drie phasen, vernemen wij belangwekkend nieuws. De bezetting der eerste linie van de loopgraven geschiedt hoofdzakelijk om het terrein aldaar goed te leeren kennen, met het oog op den aanstaan den aanval. 59

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 59