licht hoogstens kan men er „persoonlijk" voldoening van onder
vinden.
Zooals de toestand nu is, vormt die voldoening 1) de eenige
drijfveer tot economisch beheer, en door gebrek aan cijfers kan
die voldoening dan nog alleen gebaseerd zijn op persoonlijke
overtuiging welke tot zeer verschillende appreciaties leidt!
Het zal dan ook duidelijk zijn, dat zonder dat iemand per
soonlijk hiervan eenig gegrond verwijt kan worden gemaakt de
kans groot is, dat thans aan economisch beheer bij de Inrichtingen
weinig, in elk geval niet de vereischte, aandacht wordt besteed.
Voor een goede bedrijfsleiding, in den zin als voor particuliere
bedrijven gewenscht, zijn bovendién noodig
Technische ontwikkeling, practische ervaring, kennis van be-
drijfsboekhouding, persoonlijke aanleg, studie, handelsgeest (dit
laatste ook, al heeft men met in- en verkoop geen rechtstreeksche
bemoeienis). Dit zijn althans de voornaamste punten, in wille
keurige volgorde genoemd.
En hoe wordt daaraan door de militaire opleiding en loopbaan
voldaan
Onder de huidige omstandigheden zal de practische ervaring,
op te doen bij het werkzaam zijn aan een Art.-Inrichting, weinig
economisch effect opleveren technische onwikkeling wordt bij
de opleiding al heel weinig opgedaan zij het, dat de jongeren
de laatste jaren, doordat zij in de gelegenheid worden gesteld te
Delft te studeeren, er veel beter voor staan de kennis van boek
houding is nihil, tenzij door zelfstudie verkregen handelsgeest
bezit een officier in den regel weinig.
Blijft dus voornamelijk als basis over studie en persoonlijke
aanleg.
Men ziet dan ook heel dikwijls, dat de personen, die eenige
leiding moeten geven, voor het interne bedrijf in hoofdzaak af
hankelijk zijn van de opzichters en in het algemeen van het
ondergeschikte personeel. Dit is verklaarbaar
Als jong officier bij een inrichting geplaatst, moet men van alles
leeren. De hoofdopleiding door de chefs gaat door boven
vermelde oorzaken veelal niet dieper dan opleiding tot een hulp
m de ook hier overvloedig aanwezige dienstcorrespondentie.
Het overige moet van ieder zelf uitgaan en daardoor is men, in
den beginne kan het niet anders, ten aanzien van het bedrijf aan
gewezen op het ondergeschikte personeel. Deze uitspraak moge
door het volgende voorbeeld verduidelijkt worden.
Veronderstellen we, dat de P. W. (de munitiefabriek) over
gaat tot een gewijzigde confectie van een patroon, waarvan de
rifmetingen in geringe mate afwijken van de vroeger aange
maakte.
Eigenlijk hetzelfde als plichtsbesef. Red.
17