met uitstekend personeel, men voor het Ind. leger verwacht, dat
vrijwel iedereen er voor geschikt is, zelfs zonder goede opleiding.
M. i. kleven aan de bestaande organisatie de volgende groote
fouten.
Ie. Het materieel is te veel versnipperd. Het is van het aller
grootst belang, dat technische hulpmiddelen, vooral als
men er maar een beperkte hoeveelheid van heeft en ze spoedig
aan bedrijfsstoring onderhevig zijn, doelmatig gebruikt wor
den. Dit is nooit te bereiken door het materieel gelijkmatig
over de eenheden te verdeelen. Want dan zal zich steeds
het geval voordoen, dat het eene Bataljon voor een bepaalde
situatie geen telefonen genoeg heeft, terwijl een ander, dat
b. v. ergens in de 3e. linie ligt en dus heelemaal geen telefonen
noodig heeft, ze gebruikt om den B. Cdt. met de C. Cdtn. te
verbinden, b. v. omdat het wel gemakkelijk is. Maar voor
dergelijke verbindingen mag m. i. in het Ind. leger met zijn
geringe reserve aan technische hulpmiddelen nooit telefoon-
materiëel gebruikt worden. Die B. Cdt. kan den C. Cdt.
evengoed door ordonnansen de noodige bevelen geven.
Een veel betere oplossing wordt verkregen door al het
telefoonmateriëel te concentreeren in handen van den Brig.
Comdt. Deze bepaalt, waar en in welke hoeveelheid, het
gebruikt wordt, welke verbindingen overbodig zijn en dus
weer opgerold moeten worden. Het gebruikte materiëel
wordt dan centraal in orde gehouden, de oefening heeft cen
traal plaats en vordert dus minder officieren, terwijl er meer
eenheid van opvatting komt.
2e. De bediening heeft thans plaats door Infanteristen, welke in
de sterkte van de compagnie loopen. Dit is niet alleen
struisvogelpolitiek, waardoor de compagnie alleen op papier
op sterkte blijft, maar tevens technisch onjuist. Of het één
öf het ander. Een man is of Infanterist of telefonist. Hij
kan beide functiën op het gevechtsveld nooit vereenigen en
men kan van de doorsnee Europeaan en Inlander nier eens
verlangen, dat hij in vredestijd in beide functies goed voldoet.
De practijk van den afgeloopen oorlog heeft allen oorlog
voerenden Staten gedwongen tot de invoering van speciale
berichtentroepen, zou dan juist in het Ind. leger dat niet
noodig zijn Staat de doorshee Inl. soldaat fysiek en intel
lectueel zoover boven den Duitschen soldaat, dat hij die beide
functies wél vereenigen kan en laatstgenoemde niet Ik
■twijfel er niet aan, neen ik ben vast overtuigd dat het niet
zoo is.
3e. Aangezien er geen personeel, noch voor instructie, noch voor
bediening beschikbaar is, dat ten volle voor zijn taak bere
kend is, zal het materiëel nooit goed in órde zijn, zal men
van die telefoontoestellen nooit eenig profijt hebben, in over-