HET SCHIETEN DER INFANTERIE. Het artikel van den Heer Calicher in de Jan.-aflevering geeft mij aanleiding tot eenige opmerkingen omtrent het schieten onzer Inf. Ook ik wil het voorschrift niet ontleden, slechts constateeren, dat men bij ons het samenstellen van zulke boekjes klaarblijkelijk liever opdraagt aan schrijftafel-geleerden dan aan menschen, die de practijk kennen. Ook over Schr.'s opmerkingen betreffende hoogere premien e. d. kan ik kort zijn in deze tijden, nu ieder op bezuiniging aan dringt, zal het wel een groot bezwaar zijn, voor een en ander de noodige gelden te vinden. Voor het opvoeren van het voor de oefeningen beschikbare aantal patronen geldt hetzelfde. Voorts merkt schr. op, dat onze Infanterie slecht schiet of dit ook in vergelijking met andere legers opgaat, lijkt mij nog de vraag gegevens hiervoor staan mij echter niet ten dienste. Omtrent de oorzaken van dat slechte schieten vermeen ik er nog maals op te moeten wijzen (zie I. M. T. Dec. '19), dat de toestand der M. 95 wapens aller-droevigst is kortheidshalve zij hier alleen nog eens vermeld, dat mij uit de practijk bleek, dat slechts hoog stens 20% drachthoudend is, en 20% voor onmiddellijke repa ratie in aanmerking komt. De hoofdzaak is echter, dat slechts een zeer gering percentage menschen werkelijk kan leeren schieten, dat is nu eenmaal niet iedereen gegeven. Dit wordt door vrijwel ieder, met opleiding belast, uit het oog verloren, met noodzakelijk gevolg veel te hoog gespannen ver wachtingen en dus teleurstellingen. Dat het overgroote deel nooit, al worden ze 100 jaar, behoorlijk leert schieten, is blijkbaar geen bezwaar, als men af mag gaan op wat daarover van den laatsten oorlog geschreven is. Laten we dus streven naar zoo goed mo gelijke resultaten, maar over de „bereikte" niet te veel in zak en asch zitten. Een tweede zeer voorname factor is, dat men, instede van 's mans belangstelling op te wekken, alle mogelijk pogingen in het werk stelt, om de weinige ambitie, die nog mocht bestaan, te ver moorden. Om 15, of 18 of 25 jaar dagelijks op een touwtje te mikken is Jan toch ook wel wat veel van Kroino's lijdzaamheid gevergd, terwijl het bovendien nog glad verkeerd is ook, immers, men went den man zijn oog te accomodeeren voor een afstand waarop hij in werkelijkheid nooit schiet Begint met ook hierin afwisseling te brengen, wat eenvoudig genoeg is. Men kan bijv. 's ochtends (het gras is nog nat) de lig- rnatjes naar buiten laten brengen en de brigades op een 25 M. tegenover elkaar laten liggen en om beurten op elkaar laten oefenen, liefst met excercitiepatronen. Zoo'n nieuwigheidje wakkert dade- 45

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 45