66 niet onmogelijk, dat enkele kleinere verbanden zich een weg door ons gebied zouden willen banen. Teneinde België zoo spoedig mogelijk van de D. troepen te ontlasten, werd toestemming gegeven tot een door tocht nabij Maeseyk alle troepen moesten echter de wapenen en uitrusting afgeven. Dank zij de genomen maatregelen verliep alles rustig. Dat de discipline bij het strijdend gedeelte der D. troepen nog niet zoo slecht was, blijkt uit het feit, dat de bereden wapens en de bespannen treinen teneinde het verlies van materieel te voorkomen den langeren weg om Limburg heen hebben genomen, terwijl de doortocht door ons land slechts door een gedeelte der grenstroepen, een aantal veldrecruten- depóts uit Beverloo, eenige res. afdeelingen en de beide Marine divisiën uit Antwerpen is verricht. In „Artillerie in den bewegings- en in den stellingoorlog" geeft de bekende Oen. Maj. Tonnet aan, op welke wijze de Art. gebruik zal moeten maken van de lessen van den afgeloopen oorlog, waarbij hij den raad geeft de technische middelen, welke in den stelling krijg van groot nut zijn geweest, zooveel mogelijk ook in den veldoorlog te bezigen. S. wil o. a. de hoogere Art. staven uitbreiden met vuurleidingsofficie ren, die in samenwerking met elkaar het meer technische gedeel.te der vuurleiding verzorgen, waardoor de Art. Comdt. meer aandacht kan wijden aan het tactische gedeelte. De generaal wil organisatie van de luchtverkenning krachtig ter hand genomen zien, aangezien deze wijze van verkenning in de Nederl. bedekte terreinen de eenige mogelijke is. (a propos hoe staat het met onze lucht- waarneming De luchtwaarneming zal dezelfde functie moeten verrichten als de peil- en waarnemingsposten op de hooge punten van onze stellingen, terwijl evenals bij deze, vuurkaarten moeten worden vervaardigd t. b. v. de meest waarschijnlijke batterijstellingen. Ook een w e e r d i e n s t zal in het leven moeten worden geroepen om de atmosferische invloeden bij het schieten in rekening te brengen. De aandacht zij er op gevestigd, dat ook naar de meening van den Gen. Tonnet „de mitrailleur met zijn geweldige en zekere werking het hoofdwapen voor het voetvolk is geworden." Majoor Verberne, de bekende strijder voor de invoering van een zeer groot aantal mitrs., valt ook thans weer het „heilige huisje" waarin som migen den mitr. willen zetten aan en verklaart, dat ieder soldaat met dit wapen kan en móet leeren schieten. Ook in lndië was men doende een derge lijk huisje voor den mitr. op te richten, doch de bouw ervan werd geluk kig tijdig gestaakt. Ieder soldaat, ook de Inlandsche kan en móet met dit wapen leeren schieten. Geen gewichtigdoenerij. Behartenswaard is het volgende „Aanschaffen wat voor onze Neder- landsche (N.-Indische) verdediging noodzakelijk is, en afschaffen wat hiervoor niet noodzakelijk is. Want de jarenlange ondervinding heeft geleerd, dat, indien wij dit niet doen en het beetje voor verdediging toegestane geld blijven steken in gewenschte maar niet noodzakelijke dingen, in buitenlandsche grootdoenerij en in eigen niet noodzakelijke „heilige huis jes", wij nooit het noodzakelijke zullen krijgen. In dit verband wordt verwezen naar het gestelde onder „La Revue de l'lnfanterie"in de eerste plaats moet in de nooden van de Inf. worden voorzien. Naast een oordeelkundige organisatie is een groot aantal mitrs. met bijbehoorende munitie één der nooden van onze Inf.; niet vergeten moet echter worden, dat een organisatie ook gebaseerd moet zijn op de hulpbronnen van het eigen land. Men zal zTh dus eenigszins moeten beperken ten deze, tenzij men aanneemt, dat de strijd slechts van korten Een krijgsgeschiedkundige stof b. v. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 66