70 de camouflage van een groot bivak, waarbij van veel nut zijn de door de vliegeniers van te voren gemaakte foto's, zoodat de camoufleur het oor spronkelijke terrein geheel kan nabootsen. Naar het voorkomt zal bij ons de maskeering, dank zij de vele kam pongs, niet zoo moeilijk zijn De „Art. Monatshefte Nov/Dec. '20 geeft een vervolg van de ervaringen van de Afd. rijdende art. ingedeeld bij de 7de Cav. Div. in Noord Frank rijk, waaruit we kunnen opmaken, dat de voorziening van kaarten van de vijandelijke streken nog wel wat te wenschen overliet (bij ons zelfs van het eigen land), terwijl naar het schijnt ook het gebruik van de nieuwere richtmiddelen niet bij alle officieren geheel bekend is geweest. In ons leger met zijn jonge officieren zal dit wel zeer sporadisch of in het geheel niet voorkomen. In het onoverzichtelijke terrein van Lens kwam van een art. leiding door den Afd. corndt. weinig terecht; de Batt. cmdten waren meer zelfstandig; wel geheurde het een enkele maal dat de Afd. cmdt. de vuurleiding van een batt. overnam, omdat deze van af zijn standplaats beter kon geschieden, een handeling, welke niet in het D. reglement voorkwam. Ook ten aanzien van de cav. weet Schr. ons eenige gegevens te ver schaffen: zoo schijnt dé beoefening van het gev. te voet in vredestijd niet bijzonder veel resultaat te hebben afgeworpen, terwijl van een geheel Cav. Regt. slechts één afd., nog geen cie. inf. sterk, aan het vuurgevecht deel nam. Naar aanleiding van de strijdvraag of de Fr. veldart. beter dan de D. moet worden geacht en de o. i. zeer juiste opvatting van Gen. Rohne (M.W. No. 114 van 23 Mei '20) „Dariiber zu urteilen, ob die Feldart. ihrer Auf- gabe gerecht geworden ist oder nicht, sind nicht die Off. der Art. beru- fen, sondern in erster Linie die der Inf., die allein weisz ob sie genü- gend unterstützt worden ist oder nicht" geeft Gen. v. Dalwigk (een in fanterist) zijn ervaringen hieromtrent ten beste. In vredestijd zegt hij werd wel een beetje aan de beoefening van de samenwerking tusschen inf. en art. gedaan, maar niet genoeg. Van de weinige ernst bij deze oefeningen geeft hij eenige treffende staaltjes. Op het Oostfront bestond voor zoover de Gen. kan oordeelen geen samenwerking; waarnemers van de art. waren niet in de voorste lijn te vinden met gevolg, dat de eigen projectielen meermalen al te dicht bij de eigen linie sprongen en de voor de inf. meest gevaarlijke doelen nooit door de art. onder vuur werden genomen. De berichten en verzoeken om het vuur op een bepaald punt te verleggen moesten alle via den Art. cmdt., zoodat de steun als regel te Iaat kwam. Ook van het Westfront wordt weinig goeds van de art. vermeld; evenals op het Oostfront werd op verzoeken van de inf. om art. waarnemers naar voren te zenden meermalen ge antwoord, dat de art. „sehe mit ihrem vorzüglichen Scherenfernrohr weit besser, als der Beobachter vorn mit seinen unbewaffneten Augen." Eenige voorbeelden van zeer goede samenwerking aanhalende, waarbij de art. ongevraagd haar steun verleende „und taten, als gehorten sie zu uns" d. w. z. tot de inf., wordt de zware beschuldiging uitgesproken „dasz die Feldart. an vielen Stellen—nicht- an allen—dadurch, dasz sie ein sachgemaszes Zusammenwirken mit der Inf. verschmahte diese nicht gnügend unterstützt hat." De Gen. legt hier den vinger op een wonde plek. Dit gaat maar tendeele op. We vernamen, dat vanuit de lucht onze versterkingen zeer duidelijk zijn waar te nemen. Hetzelfde is het geval met onze magazijnen en inrichtingen in en nabij Bandoeng, Deze liggen der mate open en bloot, dat ze vanaf de helling van den T. Prahoe met een goeden kijker zeer wel waarneembaar zijn. De camouflage vindt hier—reeds in vredestijd—een uitermate ruim arbeidsveld. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 70