71 In het geheele artikel wordt als vanzelf sprekend aangenomen, dat de samenwerking in hoofdzaak van de art. moet uitgaan: art. verkenners in de voorste lijn, zoodat de inf. als regel niet behoeft te zorgen, d^t de gegevens aan de art. worden overgebracht. Uit de aangehaalde voorbeel den blijkt, dat de art. wanneer de ernstige wil voorzit om steun te ver- leenen, ook in staat is dit te doen, trouwens bij onze manoeuvres treedt dit reeds zonneklaar aan den dag. Van belang is de meening van den Schr.: „Eine höchst wichtige Frage für das Zusammenwirlcen beider Waffen ist die, ob die Art. eine für sich bestehende Einheit bleiben oder Abteilungs-, Batterie-, Zugsweise bestimm- ten Inf. einheiten (Brigade, Regiment, Bataillon) unterstellt worden soil. Bei den spateren Gefechten im Stellungskriege wurde die zweite Lösung, wenigstens was die Begleitbatterien betrifft, vorgezogen. In ahnlieher weise waren auch im Bewegungskriege den Regimentern Batterien zuzuteilen gewesen. De knuppel in het hoederhok! Hauptmann L. Drees geeft verder een brokje ontwikkelingsgeschiedenis van de art. en memoreert de groote zorg, welke Napoleon voor dit wapen had, terwijl Gen. Rohne eenige door Artilleristen verrichte heldendaden schrijft, waaruit blijkt, dat hoewel in mindere mate dan bij de overige wapens, het art. personeel toch ook zich kan onderscheiden. Onzen jongen kameraden van de Art. vooral, wordt de lezing van dit laatste artikel aan bevolen; n. h. v. zijn de daarin beschreven feiten geschikt voor behande ling bij een theorie. Uit de tijdschriftenrevue wordt uit de „Revue mil. generale" overge nomen de volgende officieele verliescijfers van het Fr. leger, inf. 25% cav. 7.7% genie 6,25%, art. 5,8% luchtvaartdienst 3,6%, trein 3,6%, hulpdiensten 2,7%, terwijl de verliezen aan officieren bij alle wapens en diensten hooger waren dan bij de minderen. Revue Mil. Suisse no. 12'20. Prof. Hartmann geeft aan, hoe de lichame lijke opvoeding van het Zw. volk dient te worden geregeld, klaagt over de geringe medewerking van meerdere gemeenten en wenscht in navolging van Fr. als prikkel in te voeren, dat de miliciens, wier physiek niet in een goeden toestand verkeert, een 3-tal weken eerder zullen moeten opkomen dan de overigen. Zooals bekend, heeft men in Nederland een vrijwel gelijke bepaling in het leven geroepen. Een nieuw denkbeeld is, de recruten naar hun physiek over de wapens en diensten te verdeelen. De D. E. V. van het Zw. leger vermeldt in het kort de diensten welke de veldpost gedurende de mobilisatie van 1914—18 heeft verricht. Het per soneel bestond uit 1017 man, off. medegerekend. Eenige gegevens worden verschaft t. a. v. den postdienst zuiver en alleen t. b. v. de veldtroepen, waarbij het ons opvalt hoe weinig fraude werd gepleegd en hoe weinig brieven en pakketten verloren gingen. Het blijkt tevens, dat da troepencten vaak personen tot facteur aanstelden, die vroeger meermalen wegens dief stal waren veroordeeld; dat in zulk een geval geknoei niet achterwege bleef is licht te begrijpen. Het verloren raken van pakketten was deels te wijten aan de slechte adressen deels aan de slechte verpakking, waarom dan ook bij de vcldpostkantoren linnenzakken verkrijgbaar werden gesteld. Een definitieve oplossing zal echter naar het oordeel van den Schr. alleen worden verkregen, wanneer aan de uitrusting van den man 2 van dergelijke zakken worden toegevoegd. In een artikel „La Statégie des petits paquets" komt Col. Feyler tot de conclusie: „la victoire n'exige pas le maximum de concentration possible, mais le minimum de concentration nécessaire. L'art consiste précisèment a apprécier le moment oü ce minimum est obtenu

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 71