De berichtenwisseling bij het Indische Leger.
Als algemeene regel zorgt in het Ind. Leger elk wapen voor zijn
eigen verbindingen, terwijl de telegraafafdeeling en de radio-
afdeeling voor de overige nog gewenschte verbindingen zorgen.
In het kort valt hieromtrent het volgende op te merken.
a. De telegraafafdeeling.
De samenstelling van personeel en materieel komt voor in het
velddienstvoorschrift (punt 20 t|m 30), terwijl meer uitvoerige
gegevens omtrent de werkzaamheden van de militaire telegraaf-
en radio-afdeeling verzameld zijn in het reglement „Samenstelling
en gebruik van den Militairen Telegraafdienst in tijd van oorlog"
(M. T. O Het heeft wellicht zijn nut op eenige punten van dit
reglement de aandacht te vestigen.
1. Het Hoofdkwartier krijgt de beschikking over één radiostation,
3 zware telegraafbrigades en 2 optische seinbrigades.
Het gebruik van het radiostation is heel duidelijk, het daarbij
ingedeelde personeel (4 telegrafisten) ruimschoots voldoende.
Bij zware telegraafbrigades zien we echter, dat voor 2 telegr.-
toestellen, 3 morsekloptoestellen (opnemen op het geluid) en 3
telef.toestellen verdeeld over 3 stationskarren 6 zegge zes
man beschikbaar zijn. Nu weet ik wel dat deze 8 toestellen niet
allemaal in gebruik komen, maar toch minstens 3 er van. Waar
het nu op de verbindingen van het Hoofdkwartier naar de Bri
gades, magazijnen enz. als regel wel zeer druk zal zijn, zullen de
toestellen zeker 24 uur per dag open moeten blijven nr. a. w. als
het personeel volledig is en slechts 3 toestellen in gebruik zijn
móet er 12 uur per dag dienst gedaan worden. Waar bij drukke
kantoordienst slechts 3 a 4 uur achter elkaar gewerkt kan worden,
zal het niemand verbazen, dat m. i. van die telegrafisten veel te
veel gevergd wordt.
Dan zullen de zware telegraafbrigades dikwijls zeer verschil
lende opdrachten moeten uitvoeren. Moet b. v. het Hkw. met een
groot magazijn verbonden worden, dan kan daarbij gebruik ge
maakt worden van een bestaande hangende lijn, dan kunnen de
telegrafisten hun station zeker wel ergens in een vertrek inrichten,
zijn de karren dus geheel overbodig, en hebben de ingedeelde
lijnwerkers vrijwel niets te doen. Moeten daarentegen verbin
dingen gemaakt worden, die herhaaldelijk verlegd moeten worden,
dan zal de beschikbare hoeveelheid kabel waarschijnlijk al heel
gauw niet meer toereikend zijn en krijgen de lijnwerkers het zeer
zwaar.
Daarom kan gezegd worden, dat de bestaande organisatie te
stug is om zich aan de zeer uiteenloopende mogelijke opdrachten
aan te passen. Veel logischer lijkt mij daarom de Am. organisatie
voor dit soort verbindingen.
25