40 In: „Wat anders kon zijn" geeft de Heer Beekman in antwoord op het artikel van M. in de vorige aflevering, te kennen, dat het (in het Febr. No.) geenszins zijn bedoeling is geweest een beschuldiging van slapte in dienst aan het adres van zijn Chefs te uiten, doch meer om aan te dringen bij allen, met eenigen rang bekleed, om op ouderwetsche manier samen te werken in de handhaving van de discipline. We lezen in: „Nieuws uit Curacao", dat het Correspondentschap aldaar ontstond uit schrijnend besef, dat men zoo geheel als „Quantité négligable" behandeld wordt. „Met name wordt het feit aangeduid, dat de nieuw uitgekomen Regle menten en Voorschriften, A. O.'s, wijzigingsbladen, enz.'zelden en dan soms nog een paar jaar na het verschijnen er van op Java, Curacao berei ken. Op dit euvel is reeds langs officiëelen weg gewezen, doch zonder eenig resultaat. Alleen de Mil. Geneeskundige Dienst maakt hierop een gunstige uitzondering." Ook de persoonlijke belangen van H.H. Officieren worden uiterst achte loos behandeld. Ondanks de duurte bestaat er geen duurte toeslag. Vervolgens noemen we het artikel: „Bezoldigingen en toelagen van Indische officieren, die werkzaam zijn gesteld in Nederland", bevattende de K. Bn. van 13-12-20 Nos 25 en 28, regelende deze materie. Het artikel: „Waarom Indië een vloot noodig heeft" wordt vervolgd. Men treft er tallooze bewijzen in aan van deze noodzakelijkheid (bij hand having van de neutraliteit). In: „Het bestrijden van revolutionaire (bolsjevistische) invloeden", geeft de Heer Cheriex aan, hoe z. i. een tegencampagne tegen die invloeden behoort te worden gevoerd en in hoeverre de N. I. O. V. daartoe kan medewerken. S. wil o. m., dat de Legerleiding over een pers'^antoor beschikke, dat zich voorloopig kan beperken tot het verzamelen van revolutionaire arti kelen, welke schadelijk zijn voor het leger; hieruit kan dan worden afge leid, of het noodig is tot een tegen-persactie over te gaan. Verder zou het kantoor verslagen dienen te maken, waarin critiek op legertoestanden wordt weerlegd. Deze verslagen zouden in de dagbladen moeten verschijnen. De S. eischt o. i. bepaald te veel en meer dan gewenscht is, waar hij zegt: „Alle critiek op legertoestanden moet in de dagbladpers weerlegd wor den; hooge uitzondering moet het blijven als men een artikel doodzwijgt, want de in onze oogen vaak minderwaardige pamfletten zijn gevaarlijk; deze geschriften veroorzaken in het door rev. begrippen verwarde hoofd van den vaak weinig belezen fuselier (vroeger bijv. orang tani) nog meer vertroebeling van de begrippen rechten en plichten zoodat hij vaak bru taal wordt, tegen meerderen." We gelooven, dat S. den invloed van de overgroote meerderheid dier critiek wel wat overschat. Men bedenke voorts, dat het wijden van over- r^^fn aar,dacht aan bedoelde invloeden een prachtpropagandamiddel VOOR die invloeden oplevert. We voelen dan ook meer voor de methode in het volgende artikel: „Contra-Propaganda of iets anders"? aangegeven, dan voor de tegencam pagne van den Heer C. De Schr. van laatstbedoeld artikel Wil iets „anders" en dat is vooreerst: een betere selectie bij de werving, verder een vrijwaring van besmetting der recruten door opleiding in oordeelkundig ingerichte recrutenkampen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 40