41
en niet in groote garnizoenen. Dit laatste is ook o. i. beslist fout, hoe
eerder dan ook b. v. het 1ste Depotbataljon uit Bandoeng verdwijnt, hoe beter.
Geen recruten op dezelfde plaats als afgerichte militairen, zegt de Schr.
en we stemmen ook daarmede geheel in. Als men niet tot „kampen" wil
overgaan, dan zijn b. v. Gombong, Ngawi, Poerworedjo en Buitenzorg aan
gewezen plaatsen voor Depotbataljons, aangezien zij—zonder bijbouwing-
zich niet eigenen als garnizoen voor veldtroepen, omdat er slechts ruimte
is voor één Bataljon.
Door de genoemde maatregelen zal, naar S- vermeent, de bodem voor
het roode propagandazaad veel ongunstiger worden.
Voor de oudere soldaten moet meerdere immuniteit, c. q. genezing, worden
verkregen door te zorgen, dat zij het materieel goed, en zelfs heel goed,
hebben. Nu vermeenen wij, dat zulks thans reeds het geval is en zelfs in
tamelijk overdreven mate.
S. noemt ook de wenschelijkheid van een keurige, vlotte en correcte
kleeding. Geheel zijn we dit eens, ook: dat zulks thans alles en
nog wat te wenschen overlaat.
H ij zegt verder:
„De Javaan is in wezen geen revolutionair, maar een rustig en vrij
indolent mensch, dat zeer gevoelig is voor een even rustig en materieel
behoorlijk leven. Waarom werken wij niet meer in deze richting?
Naar een post ergens in de buitengewesten, waar de inlandsche fuseliers
het door verschillende omstandigheden materieel zeer goed en zeer „naar
hun zin" hadden, werden twee inlandsche fuseliers gezonden, die als ijverige
leden van de roode schare bekend stonden. En hoewel er van stonde af
aan scherp en voortdurend is gelet op hun faits et gestes bleek al betrek
kelijk spoedig, dat hun propaganda geen kiemgrond vond de fuseliers
hadden het te goed om „soesah", een overplaatsing of wat dan ook te
riskeeren voor eenigerlei roode bevlieging.
Dat men de roode „beroeps" propagandisten buiten de tangsi en haar
omgeving houdt, dat men krachtig optreedt tegen militaire vereenigingen,
die een of andere revolutionaire tendenz toonen, dat men militairen verbiedt
om lid te worden van revolutionaire of revolutionair getinte vereenigingen
is iets anders. Dat ligt om zoo te zeggen geheel in de lijnen der discipline.
Maar dit is heel iets anders dan een georganiseerde contra propaganda."
Veel zal moeten uitgaan van de officieren; meer dan thans, ver
meent de Schr. Doch daartoe moet dezen meer vrijheid van handelen
worden gelaten, zoodat zij den dienst aantrekkelijk kunnen maken, ook
voor den soldaat.
De officieren moeten met den troep medeleven, hetgeen in het artikel
nader wordt uitgewerkt, waaruit we met instemming het volgende over
nemen
En juist om altijd door „voeling" met den troep te hebben en te houden
zijn goede, niet te korte en vooral goed en aantrekkelijk geleide meer-
daagsche oefeningen het middel bij uitnemendheid.
Van groot gewicht voor het onderhavige vraagstuk noemt de Schr.
tenslotte een goede discipline.
„Een goed gedisciplineerde troep, waarin de officieren werkelijk mede
leven met hun menschen, waarin die menschen een aantrekkelijk en mate
rieel behoorlijk bestaan vinden, is in handen van zijn commandant „een
kind", dat voor revolutionaire propaganda al heel weinig en in ieder geval
(slechts weinig) onrustbarende gevoeligheid zal toonen
Overigens bevat de aflevering de volgende bijdragenAkkestiek, lu-
lichtingskantoor voor Ned., lnlichtingsbureau te Nice, Oud-kapitein VER-
MEER en de lnl. beweging, De wetensch. balans van het W. W. fonds,
De Mil. Pharm. Dienst, Uit Pers en Periodiek, Kriegs-Safari (D.O.Afrika),
Nieuws uit Ned., Pacifisme, Het ontwapeningsvraagstuk, Boekaankondiging
(Verslag van de Mil. expl. v. Ned. N. Guinea) en mededeelingen van het H. B.