deeld in een spoorweg1), een telegraaf- en een Radioteleer2) afdg- en een Depotcie 3). De le en 2e veldcie zijn bestemd om in oorlogstijd bij de Brigades te worden ingedeeld de 3e wordt bij mobilisatie ge splitst in kleinere gedeelten, die diverse werkzaamheden, zooals brugvermelingen, opruimingen, het stellen van inundaties e d te verrichten krijgen. Bij iedere Brigade is '/2 cie G. ingedeeld. De verhouding tot de sterkte van de andere wapens der Brigade kon tot kort vóór den laatsten oorlog- vergeleken bij andere legers- niet ongunstio- genoemd wordenthans echter is men elders tot zoodanige uit breiding van de pioniertroepen overgegaan, dat deze vergelijking heel anders uitvalt. 8 Waar wij te velde per 3000 man Inf. beschikken over 4- 80 man pioniers, heeft men bij het Fr. leger per Regt. van 2250 man Inf., een sterkte van 250 man pioniers, terwijl het Belgische veldleger 36 Regtn. Inf. en 22 Batons Pioniers telt d. per Regt Inf. ruim '/2 Baton Pioniers. Het bovenstaande nu kan reeds een ernstige aanwijzing zijn om tot vermeerdering van onze sterkte aan pioniers over te gaan echter moet n. m. m. om nog andere redenen '/2 cie G per Brigade beslist onvoldoende genoemd worden. Immers het komt voor, dat de Brigade opmarcheert langs twee soms drie verschillende wegen, waardoor twee of drie marsch- colonnes ontstaan. Nemen we aan, dat de Brigade in twee colon nes gesplitst wordt, dan zal bij iedere colonne dus een sectie G worden ingedeeld. Deze sectie zal zooals het V. V trouwens aangeeft al spoedig in 2 afdn., meestal 2 halve secties, worden verdeeld, waarvan een bij de voorhoede, de andere bij de hoofd macht marcheert. Deze splitsing van de sectie in kleinere af deel ingen nu heeft de volgende bezwaren. le. Door de bijzondere samenstelling van de uitrusting aan ge reedschappen en materialen zal een spitsing ook een aanzienlij ken achteruitgang in arbeidsvermogen ten gevolge hebben. 2e. Waar per sectie één officier beschikbaar is, zal, bij splitsing een van de deelen het zonder officier moeten stellen. Alleen op papier. Men is intusschen doende de afdecling geheel om te werken en haar met miliciens te formeeren. Red. 2) Met belangrijk personeelgebrek en onvoldoende materieel. Red. 3) Verder is nog aanwezig een Zoeklichtafdeeling. Red. 4) Niet alleen in den loopgravenstrijd maar ook in den bewegingskriig met welke strijdwijze wij hier in Indië in de eerste plaats rekening moeten houden, is de sterkte der Genietroepen bij de oorlogvoerende legers verre ontoereikend gebleken, zie o. a. Schweiz. Mil. Blatter. Dec 1919, blz. 392 e. v. 16

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 16