De E. Int. heeft onder zijn bevelen het personeel der Inten
dance, der Administratie en het magazijnspersoneel tot de etap-
peninspectie behoorende. Voor de verpleging van dit personeel
is hij verantwoordelijk.
Voor de aanvulling van levensmiddelen en paardenvoeder
wordt dagelijks de totale verplegingssterkte door den Br. of Det.
Int. aan den E. I. (c. q. E. Int.) opgegeven.
De Troepencommandant bepaalt, gehoord de E. I. (c. q. E.
Int.) welk rantsoen zal worden verstrekt. Is overleg met den E.
I. niet mogelijk dan bepaalt 1. g. (c. q. de E. Int.) welk rantsoen
wordt aangevoerd.
Aanvragen om kleeding en uitrusting richt de Br. of Det. Int.
aan den E. 1. (c. q. E. Int.).
De E. Int. richt aanvragen om verplegingsartikelen door tus-
schenkomst van den E. I. aan het hoofd van de regelingsafdee-
ling (Hd. R. Afd.); aanvragen om transportmiddelen richt hij aan
den E. I.
Hoewel aanvoer van verplegingsartikelen van uit de R. Afd.
regel is, kunnen voorraden ver boven de behoefte van de be
volking, welke niet tijdig konden worden opgekocht en afgevoerd
naar de centrale magazijnen, volgens aanwijzing van den H. Int.
plaatselijk worden aangekocht of gevorderd.
Vooral geldt dit, wanneer karren of paardentransport moet
worden ingeschakeld.
Aankoop of vordering geschieden in dat geval in het etappen-
gebied door den E. Int., in het operatiegebied door den Br. of
Det. Int.
Ook kan, wanneer vooruit is te voorzien, dat de aanvoer
bij eenig troependeel, in verband met een voorgenomen onder
neming, groote moeilijkheden zal ondervinden, door de zorg van
den etappendienst een voorraad verplegings-behoeften t e voren
worden opgevoerd en opgelegd ter plaatse waar en tot een hoe
veelheid als door den C. VI. (Comdt. Veldleger) wordt noodig
geacht.
Transportmiddelen worden dan, zoo noodig, mede tijdelijk ter
beschikking van dit troependeel gesteld.
Deze voorraden en transportmiddelen komen alsdan tijdelijk
onder beheer van een door den E. I. aan te wijzen officier.
Vleesch en brood voor het veldleger worden zoolang mo
gelijk betrokken uit Bandoeng en Tjimahi.
Zoodra het bakken en slachten meer voorwaarts moet geschie
den, gaan de bedrijven over naar den etappendienst, waartoe
bakkers- en slagerspersoneel ter beschikking van den E. I. wordt
gesteld.
Het bedrijf wordt ook dan zoolang mogelijk uitgeoefend in
vaste bakkerijen en slachterijen.
Is dit niet meer mogelijk, dan worden de veldbakkerijen en
veldslachterijen in werking gebracht op het spoorwegeindstation.
32