ons lichaam vast b. v. door ons schrap te zetten of vast te houden, dan is dat wel mogelijk. Dit over de spieren in 't algemeen. Beschouwen we nu speciaal de spieren van armen en schouders, welke alle direct of indirect aan de borstkas vastzitten, dan zullen deze dus, wanneer zij zoo'n vast, onbeweeglijk aanhech- tingspunt zoeken, dit trachten te vinden aan de borstkas. M. a. w. het volledige gebruik van de volle kracht van de armen en schouderspieren is slechts mogelijk, wanneer de anders met de ademhaling steeds op en neergaande borstkas geheel wordt vastgezet. Onwillekeurig, dus zonder medewerking van onzen wil, komt ons lichaam hieraan tegemoet: er wordt diep ingeademd, de stemspleet sluit zich en nu wordt een sterke uitademingsbeweging gemaakt vooral middels samentrekking der buikspieren, waardoor de lucht in de borstkas onder den hoogst mogelijken druk wordt gebracht. Dit noemen we „persing". Hoe langer deze maximale spierarbeid duurt, deste langer duurt ook het proces der persing. In dit geval is natuurlijk de werking op de in de borstholte gelegen organen grooter en bedenkelijker. De groote drukking in de borstkas zal zich ook doen gelden op het hart, dat tusschen de longen ligt. Het ledigt zich vlug ger in de slagaderen, terwijl van den anderen kant de vulling ophoudt. Het aderlijk bloed dat normaal verschillende hulpmidde len noodig heeft, om in 't hart te komen, kan de groote drukking in de borstholte niet overwinnen; het stroomt niet van plaatsen van lageren druk (buik, hoofd enz.) naar plaatsen van hoogeren druk (op het oogenblik de borstholte). Het gevolg hiervan is, dat de aderen overvol raken. We zien dan ook direct bij persing het gezicht rood worden, tot blauwrood toe; de aderen zwellen op. Duidelijk springt dit in 't oog bij die van voorhoofd, slapen en hals. De slagaderen zijn tegelijk onvoldoende gevuld; er gaat wel bloed uit, doch komt niet meer bij. De hartspieren, die op dit oogenblik sterker moeten werken om de zwaar arbeidende spieren van de noodige zuurstof te voorzien en den druk der longen te weerstaan, worden zelf on voldoende gevoed, want de kransslagader, welke hiermee belast is, krijgt geen aanvoer meer, is bijna leeg. Niet zoodra houdt de inspanning op, de persing is dus niet meer noodig, of met kracht wordt plotseling uitgeademd, weer diep ingeademd enz., zoodat de storende invloeden op hart en bloeds omloop plotseling zijn opgeheven- Met ongewone kracht en met overgroote hoeveelheden stort zich nu het in de aderen opge stuwde bloed in het rechter gedeelte van het hart, dat, hiertegen niet bestand, uitgerekt wordt boven de normale grootte. 44

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 44