Op tweeërlei wijze ondervindt het hart dus den nadeeligen invloed van de persing, n. 1. 1. gedurende de persing, omdat de ledige kransslagader de hartspier niet van voldoende zuurstof kan voorzien 2. na de persing, door de plotselinge binnenstrooming van het opgestuwde aderlijke bloed, waardoor vooreerst eene voorbij gaande rekking optreedt. Door de sterke samentrekking der buikspieren komen de in gewanden onder een ongewoon groote drukking te staan, waar van het ontstaan van een breuk het gevolg kan zijn. Waar een dergelijke beleediging zelfs bij overmatig hoesten reeds kan op treden, zoo kan dit zeker wel bij een krachtsoefening gebeuren. Wanneer de persing slechts zelden voorkomt, zal zij in den regel geen blijvende nadeeligen invloed hebben op het hart, omdat dit, vooral bij jonge menschen, vrij elastisch is, en dus zijn vroegeren, normalen vorm weer spoedig herneemt. Komt dit echter vaak voor, is het regel geworden, dan zal een „blijvende" hartsvergrooting" zeker het gevolg zijn. Daar in den persingstoe stand de voeding der hartspieren stopstaat, boeten deze ook hierdoor aan weerstandsvermogen in, waardoor de schadelijke in vloeden ten slotte niet meer overwonnen kunnen worden. Slecht sluiten van de hartkleppen en andere ontaardingstoestanden zijn hiervan het gevolg. Tientallen jaren van ons toch al zoo korte leven, kunnen hierdoor worden ingeboet, getuige de statistieken over de personen, bij wie de persing vaak en langdurig optreedt n. 1. de recordhelden in gewichtheffen, de beroepsworstelaars e. d., bij wie steeds hartsvergrooting werd geconstateerd en die tenslotte bijna allen op jongen leeftijd aan een hartziekte sterven. In elk stelsel van gymnastiek komen meer of minder zware krachtsoefeningen voor, die, hoewel niet altijd noodzakelijk, persing in het leven roepen b. v. alle krachtsoefeningen aan rekstok, brug en ringen. Dit is een der redenen waarom gymnastiek aan deze toestellen voor den soldaat is af te keuren. Ook ligsteun- en verschillende andere zwaardere buik- en rug oefeningen, zoomede veie hangoefeningen zullen, hoewel minder, als we er niet op letten met persen gepaard gaan. Vooral de minder sterk gespierde, de ongeoefende of de verkeerd geoefende zal door het inhouden van den adem de oefening gemakkelijker trachten te maken. Dit verkeerde gebruik, dat zoodoende van de persing wordt gemaakt kan en moet door den wil onderdrukt worden. En hier schuilt de belangrijke plicht van den gymnastiekonderwijzer „hij moet steeds toezien, dat de man, ook bij zwaardere oefe ningen een regelmatige ademhaling onderhoudt." Dit steeds doorademen is voor den ongeoefende dikwijls zeer moeilijk. Hem moet het dan geleerd worden, te beginnen bij 45

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 45