deloosheid en de kostelooze opleiding voor tal van andere
betrekkingen, zeer verminderd. Er zal dus alles moeten worden
gedaan om die lust weder te doen herleven.
Verwacht wordt, dat deze zal worden bevorderd door de uitvoe
ring der voorgestelde plannen, die het gevoel zullen geven te die
nen in een weermacht, die iets kan presteeren en waarbij behoor
lijke vooruitzichten bestaan.
Eene onmiddellijke voorziening in het te kort is echter noodig
daar de opleiding tot officier aan de militaire inrichtingen van
onderwijs eenige jaren duurt. Eene oplossing daarvoor mag niet
worden gezocht in eene bevordering van onderluitenants, na een
verlicht examen, tot officier, maar kan wellicht worden gevonden
in een detacheering op ruime schaal van officieren van het
Nederlandsche Leger, terwijl mogelijk eene kleine aanvulling kan
worden verkregen door gebruik te maken van de vrijwillige dien
sten van hier te lande aanwezige reserve-officieren.
Wellicht wijzen de groote aantallen aspiranten voor K. M. A. en
C. S. in 1921, respectievelijk 15 en 17, voor 7 en 8 plaatsen reeds
op eene weder oplevende belangstelling nog duidelijker spreekt
het aanbod voor den cursus voor aspirant-officieren te Meester-
Cornelis n. 1. 77 voor 24 plaatsen.
Door de commissie werd verder gewezen op het wenschelijke
van de oprichting van een officiersschool alhier.
Voor het kader kan nog niet gesproken worden van eene ver
hoogde animo, dit blijkt o. auit de minder gunstige resultaten
bereikt met den te Magelang opgerichten voorbereidenden cursus
voor aspirant onderofficieren.
In overweging is gegeven eene gelegenheid te scheppen voor
Inheemsche jongelieden, om aan op militairen leest geschoeide
inrichtingen, doch geheel buiten de kazerne, opgeleid te worden
tot sergeant 1ste klasse.
In verband met den gewijzigden economischen toestand meent
de commissie echter de toekomst wel met eenig vertrouwen tege
moet te mogen zien. Bevordering van den toeloop blijft echter
noodig, eene juiste propaganda, ook en vooral onder de Indo-
Europeanen, waar de verbeteringen in de positie van den onder
officiersstand nog niet voldoende zijn doorgedrongen, werd door
de commissie aanbevolen.
Verder werd aangedrongen op maatregelen tot voorziening in
deugdelijk hospitaalpersoneel en in personeel bij den pharmaceuti-
schen dienst, en werd daarom voorgesteld daarvoor een post te
brengen op de begrooting van 1922. Maatregelen om te voorzien
in het te kort aan officieren van gezondheid werden niet aangege
ven, aangezien deze reeds bij den Minister van Koloniën in over
weging zijn.
13