een flink eind in Z. richting te kunnen komen. Dit bleek niet het
geval te zijn aangezien al spoedig de stroomsterkte zoo groot
werd, dat verder opvaren te riskant zou zijn. Hij ving zijn land-
tocht in Z. richting aan en liet daarbij het riviertje oost liggen,
maar moest voor dat hij het gebergte kon betreden een zeer moeilijk
begaanbaar moeras doortrekken. Van Overeem hoopte deze
moeilijkheid te kunnen ontgaan door den landtocht een weinig
verder oostelijk aan te vangen, daarbij het riviertje west te laten
liggen en dan west afbuigende en het riviertje overtrekkende het
Doormanpad op te zoeken.
In de maanden Mei en juni werden daartoe eenige verkenningen
ondernomen welke leerden, dat het riviertje hoogerop een aan
merkelijke breedte heeft nl. een bandjirbed van 400 M., terwijl de
monding aan de idenburg R. niet breeder is dan 30 a 40 M.
Meerdere verkenningstochten waren noodig om een pad te vinden,
dat niet te groote moeilijkheden aan de vivresopvoer in den weg
zou leggen en waarbij de brug, die noodig bleek, niet te veel arbeid
zou eischen. Men bedenke, welke kwade kans de expeditie zou
loopen indien een groote brug door ongeluk of door kwaadwillende
inboorlingen zou worden vernield op een oogenblik waarop alle
krachten bij den transportdienst noodig zijn.
Den 9en Juli werd een punt aan de rivier bereikt, dat voor den
overgang geschikt werd geacht. Onverwijld werd daartoe over
gegaan. Er werden twee 3 c. M. dikke rotans overgebracht, die
onderling door knuppels werden verbonden. De onderste zou als
loopbrug dienen, de bovenste als leuning. Daarmede werd althans
een voorloopige, 40 M. lange en 2 a 3 M. boven den waterspiegel
gelegen overgang verkregen.
Reeds op 13 juni, toen de voorbereiding nog niet ver genoeg was
gevorderd, kwamen Dr. Lam, botanicus en Jhr. van Heurn, zoöloog,
met 4 mantris van 's lands plantentuin te Pionierbivak aan zij
hielden zich voorloopig in de omgeving van Pionierbivak nuttig
bezig. Op 23 juli kwam de geoloog Dr. Hubrecht in Pionierbivak
aan. Opmerking verdient, dat laatstgenoemde niet voor de eerste
maa! op Nw.-Guinet 'andde. Hij nam niet alleen van Juli 1910 -
juni 1912 aan de militaire exploratie van Ned. Nw.-Guinee deel,
maar ook aan de expeditie van Franssen Herderschee naar den
Wilhelminatop in 1912 '13.
Met dezelfde gelegenheid kwam ook de Off. v. Gez. de Rook,
die ter vervanging van zijnen op 15 Juni wegens malaria geëva-
cueerden collega Ten Haaf was bestemd. In de maand Augustus
werd de expeditie nog versterkt door den Luitenant der Genie
Droog met 1 Adj. Onderoff. en 2 Eur. sergt. van het Korps Genie
troepen, radiotelegrafisten.
Den len Augustus kwam de brug over de Doorman R. gereed
en zette men dadelijk de verkenning in ZW. richting voort, waarop
den 13en op een hoogte van 1260 M. het Doormanpad werd
bereikt.
31