dit verkeerd, men moet ruimte hebben voor 100 met levensgezellin, want dit kan zich in een bepaald geval zeer zeker voordoen, al is dat percentage van 80%, over het geheel genomen, ook ruim'). Elke man der 80% krijgt een kamer van 4X4 M. met een galerijtje van 272 X 4 M.. Een berekening geeft aan, dat de meerdere kosten niet van dien aard zijn, dat de voorgestelde verbetering daarop zoude behoeven af te stuiten. Dokter Penzis levert een pleidooi voor de inentingen in het Leger. De cijfers, die hij geeft, zijn dusdanig dat ongetwijfeld wat te zeggen is voor zijn voorstel„verplichte inenting tegen cholera-typhus." In „Sprekende cijfers" toont de heer Claessen het nut van de Zweedsche gymnastiek aan. In „Mijmeringen van een gepensionneerde" zegt Si Anoe zich te kunnen vereenigen met het standpunt der N. 1. O V. om zich niet aan te sluiten bij de V. V. L., omdat deze bij het bepleiten der belangen van hare leden er zoo noodig niet tegenop zou zien „macht" tegenover „macht" te plaatsen. De S. zegt t.z het volgende: Meer nog dan andere ambtenaren verkeert de officier in Indië in een eenigszins bizonderen toestand. Hoewel niet uitdrukkelijk van hem ver langd, toch wordt verwacht dat hij tot op zekere hoogte afstand doet van enkele rechten, althans daarvan geen al te ruim gebruik maakt, die overigens aan elk Nederlander bij de Gtondwet zijn verleend. Bovenal in lndië is de plaats van den officier naast, niet tegenover de regeering, ook al kan hij haar menigmaal niet anders dan als zijn stiefmoeder beschouwen. Door zijn eed onderwerpt hij zich vrijwillig aan een bizondere wet, waarin veel perspectieven geopend worden aan kogels, stroppen en kruiwagens, zelfs voor den tijd van een groot aantal jaren, hoe aftands die vehikels tegenwoordig ook mogen zijnook onderwerpt hij zich bovendien aan de krijgstucht, zoodat zijn handelingen als vrije burger beperkt worden, maar dit is noodzakelijk voor het algemeen belang en daar dit staat boven alles is daartegen niets in te brengen. Dat dit beginsel door de officiers-ver- eeniging wordt gehuldigd is nu wel als vanzelfsprekend en eenvoudig als haar plicht te beschouwen, maar mag toch wel heel even onder het licht geplaatst worden. Maar uit den toestand waarin de officier zich bevindt volgt voor een Regeering, d. i. de mandataris der gemeenschap, in wier belang die meer gebonden toestand bestaan moet a plus forte raison den plicht om de belangen van een leger in het algemeen en van een officiers-corps in het bizonder, ernstig onder oogen te nemen. Het antwoord op de vraag of de staat zich van dien plicht tegenover het Indische leger steeds tijdig en naar behooren heeft gekweten, moet ontkennend worden beantwoord. Dit laatste wordt dan nader uitgewerkt, in het bijzonder wat de gepen- sionneerden betreft. S vermeent, dat de bondsvorming mede een factor is geweest, welke heeft bijgedragen tot de eindelijk ingevoerde verbeteringen voor het per soneel en zegt: „Waren die verbeteringen tijdig aangebracht, dan zou in het Indische Leger waarschijnlijk aan zulke bondsvorming niet zijn gedacht al ligt het verschijnsel in den geest der tijden, het lag niet in het karakter van het Leger." De vraag wordt verder gesteld„Zullen in den loop der tijden de grens palen van zulke bonden niet verplaatst worden Nu bepaalt het streven Op Atjeh wordt, bij nieuwe barakbouw, gerekend op 20 met vrouw levenden per brigade (dus 100%). Een barak kan door verplaatsbare schot ten worden ingedeeld in 20 kamers en een gang. Zijn niet alle 20 van Sarina voorzien, dan worden slechts de noodige kamertjes geformeerd en is de rest der ruimte chambree voor de boedjangs. D. B. 61

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 61