62 zich tot een opkomen voor belangen der leden van meer persoonlijken aard, maar zullen, na verloop van tijd, binnen die grenspalen ook niet betrokken worden belangen van anderen, ruimeren, aard, bijv. die omtrent sterkte, uitrusting en bewapening, als daarvoor aanleiding bestaat? Thans klinkt dit zeker nog vreemd, zelfs aanmatigend, ja revolutionair, doch in onzen tijd zou zelfs de bloote gedachte aan vereenigen en bonden als oproerig zijn aangemerkt. Les idéés marchent en bovendien moet er een doel blijven als prikkel tot actie, willen bonden niet verslappen en uiteen vallen. Oordeel over ge noemde aangelegenheden ligt geheel binnen hun gezichts-en belangenkring en in de democratische lijn. En zou het nu inderdaad ondenkbaar, verkeerd, laakbaar en afkeurens waard zijn als bijv. bij kennelijke en overtuigend gebleken nalatigheid zulk een bond den Staat ernstig en krachtig dat verzuim onder het oog bracht? Zou het inderdaad te misprijzen zijn, als zulk een bond als zijn meening verkondigde, dat plichtsbetrachting moet komen van beide zijden en dat het niet aangaat een strijdmacht het noodige en bereikbare te onthouden, maar toch te eischen, dat zij den kop te pietter liep tegen een vijand van zelfs maar bescheiden kracht? Zooals reeds thans het geval zou zijn." Dit laatste valt slechts te beamen. De slagvaardigheid van ons leger is door onvoldoende bewapening ver beneden peil. Gelukkig schijnt het te „daghen." Si Anoe vervolgt dan „Wat hebben wij bijv. in Indië (waar zooveel water is) voor een zee macht ter bewaking van groote belangen, ter bescherming van zooveel volken die te kennen gaven dat, tot zij op eigen beenen kunnen staan, en dit is voor de meesten nog heel lang, willen blijven onder Nederlandsche vlag Zou het zulk een bond zijn euvel te duiden als deze beweerde, dat op een gemeenschap, die zich het mandaat verwierf voor het beheer over onmetelijke bodemschatten, die slechts op ontginning wachten arbeid en welvaart te bezorgen aan allen, dat op zulk een gemeenschap, zoolang de toestand in de wereld nog zoodanig is, dat een strijdmacht niet gemist kan worden, de verplichting rust ook die strijdmacht binnen de grenzen van het mogelijke en bereikbare, in verhouding tot de beschikbare financiëele en andere krachten, ook in staat te stellen en te houden de haar opgelegde zware taak naar behooren te vervullen Zou het oirbaar zijn dat daarop een gemeenschap van democratischen huize, en dat willen we immers worden, ten antwoord gaf aan die bonden „Gij hebt daarover te zwijgen en U slechts dood te laten schieten." We moeten verder volstaan met een opsomming van den overigen inhoud, t. w.: De veldtocht in Mesopotamië; Eenige mededeelingen omtrent het ontstaan van den Russisch—Japanschen oorlog; Een stukje wereldoorlog (een aanklacht tegen den grooten Ludendorff; vae victisl); Uit Pers en Periodiek (waarin o. m. een artikel over Atjeh in de Javabode versche nen besproken wordt); Reorganisatie mil. onderwijs, Pensioenen gep. Ind. militairen; De nieuwe pensioenen van Land- en Zeemacht en ten slotte: Mededeelingen van het H. B. D. B. 12. DE N. I. VERLOFSOFFICIER No. 6. Dit nummer bevat, behalve Vereenigingsnieuws: een bijdrage over het tractement van de gedetacheerde reserve-officieren, de circulaire over plaatsing van res.-officieren bij den Topografischen Dienst, het slot van het artikel„De persing en de ademnood", de rubriek „Uit de pers" en ten slotte een opstel, getiteld „Vertrouw en werk."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 62