63 In bedoeld opstel wordt besproken „het Hoofdofficier worden" van in het vaste korps overgegane reserve-officieren. S. is het ongevallen, dat door velen het denkbeeld wordt gehuldigd, dat, al is in de voorgestelde voorwaarden tot overgang geen grens gesteld, men toch geen Hoofdofficier zal worden, omdat men eenmaal reserve officier is geweest Hij vermeent, dat met ook terzake „vertrouwen" moet hebben in het Legerbestuur en wijst verder op het feit, dat, wie bedoelde positie wil verwerven, zal moeten „werken." N. o. m. is het aan geen twiifel onderhevig: een gewezen reserve-offi cier, die daartoe de geschiktheid bezit, wordt op zijn tijd Hoofdofficier. D. B. 13 OVERZICHT VAN NEOERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN. Marineblad Febr. '2 1 bevat een zeer lezenswaardig art., betreffende de maatregelen, welke moeten worden genomen om de weerloosheid ter zee van ons land te voorkomen. In de eerste plaats toont Schr. aan uit Kamerverslagen dat de Volksvertegenwoordiging geheel doordrongen is van het feit, dat Nederland ter zee volkomen weerloos is. Op de opmerking „Aannemende dat dit zoo is, rijst echter de vraag hoe het mogelijk is, dat men in dezen toestand berust", kan slechts geantwoord worden, dat onze geschiedenis hierover uitsluitsel kan geven, „de periclen staen hen niet claer voor d'oogen.'' We willen het beste hopen van de uitwerking van de maatregelen, welke Schr. aangeeft om betere begrippen hieromtrent ingang te doen vinden. Na te hebben nagegaan, welke de politieke verhoudingen om Indië zijn, komt hij tot de conclusie, dat een samengaan met Amerika het meest gewenscht is; daartoe is het bezit van een vloot noodzakelijk. „Ook voor wat betreft de verdediging van N. I. vormen de Reg. plannen dus een bruikbaar uitgangspunt voor onze toe komstige marine-politiek, mits men van den aanvang af zorge, dat men naast de kern van onderzeebooten kan beschikken over de noodige moderne kruisers en jagers. Zeer zeker is dit het geval men late het niet bij de 2 kruisers, welke thans worden gebouwd) T. b. v. den verkenningsdienst „zal het vliegtuig een groote rol moeten spelen". N. h. v. is in de geleverde beschouwingen het belang, hetwelk Eng. in Azië en v. n. in de eilanden Z. O. van Br. Indië heeft en zijn optreden in verband hiermede wel wat onvoldoend in aanmerking genomen. Geheel accoord gaan we met de volgende woorden: „Wij verheugen ons op het oogenblik in een onevenredig groot aandeel van het totale koloniale bezit en van den totalen wereldhandel, terwijl wij tot nu toe practisch niets deden voor de bescherming van deze bevoorrechte positie." Verder treffen we aaii: Verslag betreffende den marine-luchtvaart dienst, waaruit zij aangehaald, dat de zeevliegtuigen binnenkort zullen worden voozien van draadlooze telefonie, terwijl de thans op stapel zijn de kruisers worden ingericht voor het vervoer aan boord van watervlieg tuigen, daar deze voor de verkenning goede diensten bewijzen. In „De opheffing van de dep. van Marine en van Oorlog en de instelling van een dep. van Defensie" geeft Schr. een historisch overzicht van dit vraagstuk, toont aan, dat met de verdediging van Indië wel heel weinig rekening wordt gehouden door de voorstanders van de samenkoppeling der bedoelde denten en merkt on: „Toch moeten wij erkennen, dat een samen voeging van het Den. van Marine met dat van Koloniën logischer is dan samenvoeging met het Dep. van Oorlog", welke oplossing evenwel evenzeer wordt verworpen. De voorgenomen samenvoeging schijnt veel stof te doen Ongtwijfeld. Vooral kruisersZoowèl voor het handhaven van de neutraliteit, als voor den, vermoedelijk bondgenootschappelijken, oorlog. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 63