ren en opgevoed, een uitstekend soldatenmateriaal ople= veren. Als de jongens n.l. op tien a twaalfjarigen leeftijd zijn gekomen, mogen zij gewoonlijk niet meer in het kampement verblijven en gaan zij de straat op om op de een of andere wijze aan den kost te komen. Daar zij zich eerst op achttienjarigen leeftijd voor den militairen dienst kunnen aanmelden, moet dus een groot gedeelte van hen aan het leger verloren gaan, omdat zij het bandelooze groote stadsleven hebben leeren kennen of aan het zwerven getrokken zijn. In dit licht beschouwd, ziet men wel dadelijk in, welk een enorme misgreep men indertijd deed, door de uitstekende Pu pillenschool te Gombong op te heffen, instede deze uit te breiden ten behoeve van bovengenoemde inlandsche jongens. Niet alleen profiteerde het Leger van genoemde school, doch de geheele maatschappij, daar de jongelingen, wel „militairement" werden opgevoed, doch zij overigens geheel vrij waren zich een vak te kiezen. Bij de steeds toenemende uitbreiding der bedrijven en beroe pen, waarvoor öf personeel te kort, dan wel minder geschikte personen moeten worden aangenomen, kunnen wij niet anders dan bepleiten zoo spoedig mogelijk de Pupillenschool te Qoinbong, maar dan op grootere schaal en toegankelijk voor Inlandsche soldatenkinderen weder in het leven te roepen, omdat daarmede een groot Staatsbelang wordt gediend en de geregelde aanvoer van geschoolde krachten voor alle Staats diensten en in tweede instantie voor het particulier bedrijf, ruimschoots de daaraan te besteden kosten goed maken en aan soldatenkinderen en paupers uit de Indo-Europeesche maatschap pij gelegenheid wordt gegeven, zich een behoorlijk bestaan te verzekeren, ten bate van den Staat; De Europeesche vr ij williger. Wat nu de Europee- sche vrijwilliger betreft In den laatsten tijd is de valsche leuze aangeheven„De Vrijwilliger is uit den tijd, hij moet dus uit het leger verdwijnen!" De waarheid is, dat hij meer dan ooit op zijn plaats is in een omgeving die aan het gisten is gebracht. Het is zelfbedrog te meerten, dat reeds nu het Staatsge zag in Nederlandsch-lndië berust op moreel overwicht; het zij hier voor de zooveelste maal gezegd: Het Gezag steunt hier nog uitsluitend op de bajonet,maar die bajonet moet 17 'J In de Indische Gids Maart 21. noemt Mr. J. H. Abendanon de militaire uitgaven van Indië: „de meest oneconomische" Tot onzen troost lezen we gelukkig in dezelfde aflevering op blz. 222 ("Schets van Sumatra's economische ontwikkeling enz): Hoe men ook over de rechten en verplichtingen van een koloniseeren- de mogendheid ten aanzien van de door haar bestuurde landen moge den ken, het wordt allerwege in de eerste plaats noodzakelijk geacht, dat in het in bezit genomen gebied orde en rust heerscht, aangezien dit een onafwijs bare eischt is voor het verkrijgen van een goede economische ontwikkeling. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 17