„aan te wijzen van waar aanvankelijk de aanval der infanterie „in de aangewezen gevechtsstrook kan worden gesteund. „Daarna aansluiten bij Cdt. g.g. Zuid van hoogte 35." Ib. Het beletten van de verkenning door vijandelijke vliegers geschiedt door aanvallend optreden van onze jachtvliegtuigen. Dit is evenwel zaak van den Div. Cdt. Bemoeilijken dezer verkenningen moet in de strook van de g.g. Merg worden opgedragen aan zware of lichte mitrailleurs. Er moet een scherm tegen vliegerverkenning gevormd worden voor het opinarschfront. Aangezien de 1. mitr. M '20 een onafscheide- deel uitmaken van de infanterie compagnie (8 stuks) is het niet gewenscht deze te gebruiken voor opdrachten, waarvoor afzonderlijke mitrailleurs noodig zijn. De zware mitrailleurs komen dus daarvoor in aanmerking. Het ware in dit geval gewenscht, dat de aangewezen mitrailleurs door middel van versneld vervoer een voorsprong konden winnen. De snel lere marsch zal thans echter te voet moeten worden afgelegd. Ten-einde toch zooveel mogelijk tijd te winnen heeft Cdt. g g. Merg, op het oogenblik van uitbuigen der g.g. uit de algemeene colonne (zie opmerking 3) naar den weg X-Half- weg-C. dorp, aan den Cdt. van het achterste bataljon (111-8 R. 1.) het navolgende bevel (No. 1) gegeven „Het M. P. den hoogtekam 31—35 Noord en Noordoost „van Schaapskooi, ten spoedigste doen bezetten voor afweer „van vijandelijke vliegtuigen". De Batj. Cdt. voegde, ter bevordering der marschsnelheid, 12 man ais reservetrekkers aan het M. P. toe. De betrok ken C. Cdt. heeft gezorgd voor medevoeren der ransels van deze 12 man op den goederenwagen van het M. P. 11. Ten behoeve van den opmarch der vechtende troepen en het achterblijven der overige onderdeelen beveelt Cdt. g.g. 39 ,0) a. De Cdt. 1-4 R. V. A. neemt enkele art. verkenn. patr. mede om deze te kunnen uitzenden voor nadere detailverkenningen e.d. Maatregelen treffen, dat deze ruitergroep niet de aandacht trekt. De afdeelingscom- mandant (met de batterij-verkenningspatrouilles) marcheerde bij Cdt. g.g. Merg sinds het afbuigen van de g.g. uit het hooger verband, er is dus thans geen vertraging om dezen te ontbieden. b. De Inf. Cdt. geeft de strook aan waarin de artillerie moet stelling nemen. In deze zone bepaalt de Afd. Cdt. nader de stellingen. Latei- geeft de Inf. Cdt. ook de doelen aan. c. De afd. zal thans zeker niet Noord v/h open terreingedeelte (hoogte rug 31-35) in stelling kunnen komen, bovendien is het noodzakelijk, dat zij zoo spoedig mogelijk gereed staat. Waar de afstand tot's vijands voorste infanterie dus aanvankelijk groot (4500 M.) is, zal het streven moeten bestaan zoo spoedig mogelijk dezen afstand te verminderen, omdat vooral dergelijke groote afst. bijzondere moeilijkheden opleveren om het verband met de infanterie te bewaren en de samenwerking daarmede te verzekeren. Luit.-Kol. Merg overwoog daarbij, dat zijn voorste bataljons ver moedelijk het eerst in gevecht zullen worden gewikkeld, deze dus zoo eenigszins mogelijk over hun eigen M. P. moeten blijven beschikken. Hij wees dus M. P. 111 aan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1921 | | pagina 39